Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Baggeren en transporteren, principe van de techniek, ploeg (schuif) en hydraulisch opvoeren

Een ploeg gecombineerd met een zuiginrichting voor het afvoeren van de aangesneden grond is een verbetering van de gewone ploeg waarmee de waterbodem wordt afgevlakt of waarmee sliblagen kunnen worden verplaatst. Met laatstgenoemde ploeg wordt de waterbodem geagiteerd met daarmee gepaard gaande vertroebeling. Bij de hier beschreven ploeg is dit in mindere mate het geval door de aanwezigheid van de zuigmond en het hydraulisch afvoeren van het aangesneden materiaal naar een beunbak of beunschip die door de ‘ploegboot’ wordt geduwd. In die zin is dit een verbetering van de eenvoudige ploeg. Het systeem wordt toegepast onder de naam ‘Eureka’.
De ploeg bestaat uit één of meerdere horizontale messen die aan de open zijde van een stalen bak zijn gemonteerd. Deze bak wordt met de open zijde in de sleeprichting over de bodem voortgetrokken door een vaartuig met eigen voortstuwing. Met behulp van een op de bak gemonteerde onderwaterpomp wordt het in de bak opgestuwde bodemmateriaal via een flexibele leiding in een beunbak gepompt. Het sleepvaartuig is tegelijkertijd duwboot voor een daar aan vastgekoppelde beunbak of beunschip. Op deze wijze wordt een flexibel zelfvarend baggersysteem verkregen dat overeenkomt met de mogelijkheden van een sleephopperzuiger, maar ten opzichte van dat werktuig een hogere efficiëntie heeft door de mogelijkheid volgeladen bakken af te koppelen en deze te wisselen voor lege bakken. Hiermee is de baggercyclus verkort met de tijd die nodig is voor het heen en weer varen naar het stort of depot en de lostijd.

Ploeg met vaartuig met eigen voortstuwing en duwbak

Tijdens het baggeren wordt in banen gevaren en door het handhaven van een zekere overlap wordt voorkomen dat zijdelings weggeduwd materiaal op de bodem achterblijft. Tot op heden is met de ‘Eureka’ ervaring opgedaan in het baggeren van licht verontreinigde specie. Gelet op het grote ingezette vermogen, heeft het systeem in waterdiepten tot circa 8 m het nadeel dat de waterbodem opgewoeld wordt door het schroefwater. Dit nadeel geldt echter in ondiep water ook bij toepassing van een hopperzuiger. Het werktuig is daarom minder geschikt voor het milieuvriendelijk baggeren van verontreinigde waterbodems met een geringe ontgravingsdiepte.
Voor milieubaggeren op geringe diepte wordt momenteel een ploeg ontwikkeld die vóór de Eureka wordt gemonteerd zodat de invloed van het schroefwater op de verontreinigde waterbodem nihil is.
Gelet op de manoeuvreerbaarheid van het werktuig kan de inzet in druk vaarwater, waar de passerende scheepvaart sowieso vertroebeling veroorzaakt, toch voordelen bieden ten opzichte van de inzet van een stationair werktuig.
De ploeg is geschikt voor gebruik in slib en zachte grondsoorten.