Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Baggeren en transporteren, principe van de techniek, waterinjectie

Het principe van het waterinjectiesysteem berust op het injecteren van water in sediment op de waterbodem. De aldus gecreëerde vloeistof heeft een hogere dichtheid dan de omgeving en vloeit als een dichtheidsstroom naar dieper gelegen delen. De dikte van een dergelijke laag varieert tussen de 1 en 3 m. Een belangrijke eigenschap van een dichtheidsstroom is dat door het verschil in dichtheid ten opzichte van de omgeving, de stroom in tact blijft en er geen of nauwelijks deeltjes naar de omgeving uittreden. Dit is vooral belangrijk bij een verontreinigde waterbodem.
Het eerste waterinjectieschip werd te water gelaten in 1987. In eerste instantie werden alleen projecten uitgevoerd in Nederland en Duitsland. Daarna zijn vele projecten over de gehele wereld uitgevoerd.

Bij verontreinigde waterbodem kan met het waterinjectiesysteem het materiaal (tijdelijk) in een dieper gedeelte van de waterbodem worden verzameld. Dit is met name effectief indien het gaat om dunne lagen die over een grote oppervlakte zijn verspreid. Van belang is dat er een geringe helling aanwezig is of gecreëerd wordt in de vorm van een zogenaamde afvoergeul om een dichtheidsstroom te laten afstromen naar dieper gelegen delen. De omvang van de afvoergeul moet afgestemd zijn (of worden) op de omvang van de dichtheidsstroom. Het aldus verzamelde verontreinigde materiaal kan vervolgens worden gebaggerd met één van de beschreven werktuigen.
In het geval van zwaar verontreinigde gronden of als er zich gebieden van bijzonder ecologische waarde in de onmiddellijke nabijheid bevinden, kunnen milieutechnische argumenten de toepassing van deze techniek beperken.