Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Algemene toelichting op toepassingsgebied van verwerkingstechnieken voor baggerspecie

De toepasbaarheid van verwerkingstechnieken wordt bepaald door de (technische) prestatiekenmerken van de technieken (het ‘kunnen’ van de technieken onder praktijkomstandigheden) en beleidsmatige aspecten. Dit zijn de aspecten waarop de toepasbaarheid van technieken door het bevoegde gezag wordt beoordeeld (het ‘mogen’ van de technieken). Voor de inzet van verwerkingstechnieken in praktijksituaties vormen zij de beleidsmatige toepassingsvoorwaarden.
Het toepassingsgebied van verwerkingstechnieken kan worden weergegeven door een confrontatie van de prestatiekenmerken (het ‘kunnen’) en de wettelijke en beleidsmatige mogelijkheden (het ‘mogen’) van de technieken.

In de richtlijn wordt gekozen voor weergave van het toepassingsgebied van technieken in zogenaamde groen/oranje/rood tabellen, waaraan de volgende betekenissen zijn toegekend:

  • groen: techniek is toepasbaar;
  • oranje: techniek is mogelijk toepasbaar;
  • rood: techniek is (nog) niet toepasbaar.

Indien het toepassingsgebied als groen is aangegeven, betekent dit dat de techniek mág worden toegepast vanuit de geldende toepassingsvoorwaarden en kán vanuit de technische prestaties. Of toepassing van de betreffende techniek de voorkeur krijgt, hangt daarnaast af van andere overwegingen, gebaseerd op milieu- en gebruiksbelangen (milieueffecten, kosten, civieltechnische productkwaliteit, et cetera).

Indien sprake is van een oranje gebied betekent dit dat het toepassingsgebied nog onvoldoende zeker is. In dit soort situaties zal het noodzakelijk zijn om aanvullende proeven en/of onderzoek uit te voeren om de toepassing van de betreffende techniek in de specifieke situatie aan te tonen.

Indien sprake is van een rood gebied kan de techniek niet voldoen aan de gestelde toepassingsvoorwaarde en moet worden omgezien naar toepassing van andere technieken. De op deze wijze op te stellen toepassingsgebieden moeten worden gebaseerd op de resultaten van praktijkevaluatie van uitgevoerde projecten, interviews met deskundigen en literatuur- en laboratoriumgegevens.
Afhankelijk van de mate waarin over praktijkevaluatiegegevens kan worden beschikt kunnen meer of minder stellig uitspraken worden gedaan over de toepasbaarheid van technieken.
Om het verschil in ervaringgegevens tot uiting te laten komen, wordt bij de bepaling van het toepassingsgebied onderscheid gemaakt in de volgende niveaus:

  1. hypothese toepassingsgebied: aanname van het toepassingsgebied, gebaseerd op uit de literatuur beschikbare informatie en weinig praktijkgevallen (laagste niveau);
  2. voorlopig vastgesteld toepassingsgebied: gebaseerd op beschikbare informatie uit de literatuur, ervaringen van deskundigen en een aantal praktijkgevallen (middelste niveau);
  3. vastgesteld toepassingsgebied: gebaseerd op beschikbare informatie uit de literatuur, ervaringen van deskundigen en voldoende praktijkgevallen voor validatie (hoogste niveau).

Voor de verwerkingstechnieken voor baggerspecie zijn in deze fase (nog) geen gestructureerde praktijkevaluaties uitgevoerd. Het niveau van de toepassingsgebieden zal voor de meeste baggerspecieverwerkingstechnieken tussen niveau 1 en 2 liggen.
Om dit tot uitdrukking te brengen wordt gewerkt met het geven van de contouren van het toepassingsgebied van de verschillende verwerkingstechnieken, waarbij naast (beperkte) praktijkervaringen uit onder andere het POSW en PHB-programma voornamelijk ook de kennis over het gedrag van stoffen een rol heeft gespeeld.
In onderstaande tabel is een voorbeeld gegeven van de opgestelde contouren voor de toepassingsgebieden van verwerkingstechnieken. De numerieke invulling van gehalten aan verontreinigde stoffen die in het ingangsmateriaal aanwezig mogen zijn om met zekerheid aan te kunnen geven of aan de belangrijkste toepassingsvoorwaarde de gewenste productkwaliteit (in het voorbeeld geval categorie 1- of 2-grond) zal worden voldaan, is door de genoemde beperkte ervaringsgegevens nog slechts in beperkte mate mogelijk. Indien bekend, staan ze (nog) niet in de tabellen voor het toepassingsgebied verwerkt, maar zijn ze in de vorm van ‘in-take’ criteria in afzonderlijke tabellen weergegeven.
Op eenzelfde wijze zouden, bij voldoende ervaringsgegevens, toepassingsgebieden kunnen worden gegeven voor situaties resulterend in schone grond of producten die vrij te hergebruiken zijn en eventueel voor situaties leidend tot materiaal geschikt voor gebiedsgerichte toepassing.

Contouren toepassingsgebied fictieve verwerkingstechniek om te komen tot een 'gegarandeerde' productkwaliteit conform de specificaties voor categorie 1- of 2-grond-/bouwstof

Specietypen en soorten verontreinigingen

zeer zandrijk
(80% zand als oriëntatie)

matig zandrijk
(50% zand als oriëntatie)

kleiig
(20% zand als oriëntatie)

uitsluitend zware metalen

 
 
 

organische microverontreinigingen e.a. (MOP)

 
 
 
 
 

organochloorverbindingen e.a. (OMIVE)

 
 
 

cocktail organische en anorganische verbindingen

 
 
 

 

Toepasbaar*

 

Mogelijk toepasbaar*

 

Niet toepasbaar

* restricties kunnen aanwezig zijn voor gehalten die in het aanvangsmateriaal aanwezig zijn.


De betreffende tabellen in de richtlijn zijn gebaseerd op slechts zeer beperkte ervaringgegevens. Het ligt in de bedoeling in de toekomst aan de hand van projectevaluaties tot een nadere invulling te komen. In de tabellen wordt aangegeven wanneer een techniek kan worden gebruikt. Het is nadrukkelijk niet de intentie om daarmee aan te geven dat de techniek dan ook moet worden toegepast, noch dat toepassing in genoemde gevallen per definitie het meest gunstige rendement heeft.
Dit laatste hangt immers vooral af van de verwerkingskosten, de civieltechnische kwaliteit van de producten en de afzet in de markt, de restproducten en dergelijke.