Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Algemene toelichting op kostenberekeningen

Achtergrond kosten
De achtergrond van de in deze richtlijn gepresenteerde kosten voor behandeling en bestemming van baggerspecie verschilt per techniek. De reden hiervoor is dat er grote verschillen zijn in praktijkervaring en derhalve marktinvloeden. Voor de meer complexe technieken zoals chemische en thermische technieken geldt dat er alleen proeven zijn gedaan met baggerspecie. De kostprijs is in dat geval theoretisch bepaald aan de hand van geraamde investeringskosten voor de benodigde apparatuur en extrapolatie van de verwerkingscapaciteit op grond van de proefgegevens.
Voor de zogenaamde eenvoudiger technieken zoals sedimentatiebekken, rijpen en landfarmen zijn de kosten gebaseerd op een aantal praktijksituaties. Regionale/lokale (markt)aspecten zoals grond- en afzetkosten (rest)producten blijken voor de prijsvorming van deze technieken bepalend te kunnen zijn. In het kader van de richtlijn voert het echter te ver om deze aspecten volledig uit te werken en wordt volstaan met het aangeven van de behandelings- en bestemmingskosten onder redelijk gunstig geachte omstandigheden. In specifieke situaties of omstandigheden zal daardoor rekening moeten worden gehouden met in het algemeen hogere kosten.
Afhankelijk van het aantal bewerkingsstappen en de situering van locaties moet voorts rekening worden gehouden met extra logistieke kosten.
Verder moet worden bedacht dat over het algemeen gesteld de markt voor behandeling en bestemming van baggerspecie geen volwassen markt is met voldoende aanbod van baggerspecie en volop keus uit verwerkers. De ervaring met grondreiniging laat zien dat praktijkervaring, optimalisatie van technieken en concurrentie grote invloed kan hebben op de prijsvorming (tarieven).

Kostenberekening en kostenopbouw
De kosten voor behandeling zijn gebaseerd op afschrijving van de investeringskosten (kapitaalslasten) en operationele kosten voor het in bedrijf stellen en houden van de betreffende inrichting. Niet inbegrepen dan wel apart vermeld zijn verschuldigde belastingen, transport, eventuele afzet van (rest)producten en winst en risico. Indien in eigen beheer een inrichting wordt opgezet, dient verder rekening te worden gehouden met kosten van de inzet van eigen dan wel in te huren personeel benodigd voor de realisatie (planvorming, ontwerp, aanbesteding, directievoering, beheer enz.).
De kapitaalslasten zijn meestal berekend met behulp van annuïteiten bij rentevoeten van 6 tot 8% en afschrijvingstermijnen van 5 tot 10 jaar voor apparatuur. Civiele investeringen zoals wegen en gebouwen worden meestal over perioden van 15 tot 20 jaar afgeschreven. Het effect van deze verschillen op de totale behandelingskosten is echter naar verwachting veel minder van belang dan de lokale omstandigheden en effecten van praktijkervaring, optimalisatie en marktwerking zoals hierboven al aangegeven.
De behandelingskosten zijn uitgesplitst naar kapitaalslasten, vaste en variabele operationele kosten. Voor de eenvoudige technieken (sedimentatiebekken, rijpen en landfarmen) zijn de operationele kosten verder uitgesplitst naar afzonderlijke posten als personeel, energie, hulpstoffen en onderhoud. De reden hiervoor is dat deze technieken eerder in eigen beheer zullen worden uitgevoerd door probleembezitters dan de meer complexe technieken. Een gedetailleerder inzicht lijkt daarom op zijn plaats.

Presentatiekosten
De behandelingskosten zijn uit oogpunt van inzichtelijkheid uitgedrukt in € per situ m3 waterbodem. Voor de meeste technieken worden de maatgevende capaciteit en de kosten echter berekend in tonnen droge stof. Daarom zijn de kosten per ton droge stof omgerekend naar kosten per situ kubieke meter met behulp van de volgende gegevens (zie onderstaande tabellen). In de eerste tabel is een overzicht gegeven van de fysische samenstelling van waterbodem, zoals deze bij de berekeningen wordt aangehouden. Hierbij is een indeling naar zandgehalte gehanteerd.

Fysische eigenschappen van in situ waterbodem (deeltjes < 2000 mm)

Parameter

Type waterbodem

 

Slibrijk

Matig zandig

Zandrijk

% d.s. zand (63-2000 µm)

% d.s. fijne fractie

% d.s. klei

% d.s. organische stof

% d.s.

natte dichtheid (kg/m3)

droge dichtheid (kg/m3)

< 40

> 60

> 25

> 10

< 50

1200 – 1500

400 – 750

40 – 60

40 – 60

8 – 25

5 – 10

50 – 65

1350 – 1650

600 – 1100

> 60

< 40

< 8

< 5

> 65

1500 – 1800

800 – 1300

De samenstelling is gebaseerd op praktijkgegevens, die zijn verzameld door Rijkswaterstaat in het Programma Ontwikkeling Saneringsprocessen Waterbodems (POSW), het Service Centrum Grondreiniging en Gemeentewerken Rotterdam.
Voor de omrekening zijn vaste getallen nodig. Deze getallen staan in onderstaande tabel.

Voor de omrekening van ton droge stof naar m3 gebruikte in situ samenstelling

Type

In situ samenstelling in kg per m3

 

droge stof

zand (mineraal 63-2000 µm)

slib*

situ- dichtheid

(afgerond)

Slibrijk

Matig zandig

Zandrijk

530 (41%)

850 (56%)

1170 (68%)

105 (20% van ds)

425 (50% van ds)

935 (80% van ds)

425 (80% van ds)

425 (50% van ds)

235 (20% van ds)

1300

1500

1700

* Ook wel aangeduid als fijne fractie of slibfractie (mineraal < 63 µm + organisch)

Overigens kan baggerspecie van regionale beheerders hogere organische stofgehalten bevatten dan specie uit rijkswateren door plantenresten, vooral bij ondiepe wateren. In bovenstaand voorbeeld is uitgegaan van achtereenvolgens gemiddeld 2, 7 en 11% organische stof voor zandrijke, matig zandige en slibrijke specie.
Verder dient te worden opgemerkt dat slibrijke specie onder invloed van bovenbelasting kan consolideren tot drogestofgehalten en dichtheden zoals in bovenstaand voorbeeld aangegeven voor matig zandige specie.
Daarom geeft de omrekening naar kosten per situ m3 slechts een indicatief beeld. Onderstaande figuur, waarin het verband tussen fijne of slibfractie en natte en droge situ-dichtheid is weergegeven, illustreert de plaats van de drie soorten waterbodem en het effect van consolidatie (margebalkjes).