Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Immobilisatietechnieken voor baggerspecie

Immobilisatie is een behandeling waarbij de fysische en/of chemische samenstelling van de baggerspecie worden gewijzigd, zodanig dat de kans op verspreiding van milieuverontreinigde stoffen uit het behandelde materiaal wordt tegengegaan, dan wel in belangrijke mate wordt gereduceerd.
Op basis van het werkingsprincipe kunnen de technieken worden opgesplitst in koude technieken waarbij sprake kan zijn van een toevoeging met anorganische bindmiddelen of organische bindmiddelen en thermische technieken (sinteren en smelten).

Cementering
Aan de baggerspecie worden anorganische bindmiddelen, zoals bijvoorbeeld cement, kalk, vliegas en additieven, toegevoegd. Door het mengsel te drogen of te persen zal het uitharden, waardoor een steenachtig product overblijft waarin de verontreinigende stoffen ‘gevangen’ zitten.

Inkapseling
Na droging wordt de baggerspecie gemengd met een organisch bindmiddel (bijvoorbeeld asfaltbitumen) dat door verwarming plastisch is gemaakt of gemengd met een polymeer (bijvoorbeeld een hars) dat in een zuur milieu uithardt. De verontreinigde stoffen worden daardoor ingekapseld in het eindproduct.

Sintering/verglazing
De baggerspecie wordt verhit tot een temperatuur van circa 1200 °C waardoor een keramisch product ontstaat. Een relatief groot gedeelte van het uitgangsmateriaal zal worden omgesmolten, zodat een goede vastlegging van zware metalen kan worden verkregen, terwijl organische stoffen volledig worden afgebroken. Rookgasreiniging is in de meeste gevallen noodzakelijk.

Smelten
Smelten is vergelijkbaar met sinteren, alleen wordt bij een nog hogere temperatuur gewerkt (1300-1500 °C) en wordt het materiaal dusdanig lang op deze temperatuur gehouden, dat totale smelt optreedt. Afhankelijk van de snelheid van koelen ontstaan verschillende producten (snel: verglazing; langzaam: volledige kristallisatie met basalt als resultaat).