Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Introductie Nederlandse waterbodemproblematiek

Nederland ligt in het deltagebied van de Europese rivieren Rijn, Maas en Schelde. Een deel van het door de rivieren meegevoerde sediment zakt hier naar de bodem. Dit is een van de belangrijkste oorzaken van voor een voortdurende aanwas van slib op de bodem in deze wateren. Aanslibbing vindt echter ook op andere wijzen plaats. Veel sediment wordt lokaal gevormd door erosie van de oever, afspoeling, riooloverstorten en lozingen van schepen, depositie, en plantaardige productie. Wateren moeten vanwege deze slibaanwas periodiek worden gebaggerd om het gewenste profiel voor scheepvaart of waterafvoer te handhaven. De bij deze baggerwerken vrijkomende specie wordt onderhoudspecie genoemd, en werd in vroeger jaren voor veel doeleinden nuttig gebruikt (dijken, polders).
Rond 1985 werd duidelijk dat op de bodem van veel Nederlandse wateren ernstig verontreinigd slib ligt. Dit hield in dat de baggerspecie niet meer verspreid of toegepast kon worden. Sinds die tijd is een stagnatie opgetreden in het onderhouden van watergangen. Dit kwam o.a. door de veel hogere kosten die gemaakt moesten worden, vooral voor het transport, de bewerking en de verwerking van de baggerspecie.

Daarnaast bleek de waterbodem soms verontreinigd op plaatsen waar voor de watervoerende functie of voor de scheepvaart niet gebaggerd hoefde te worden. Deze verontreinigde waterbodems kunnen een bedreiging vormen voor mens en ecosysteem. Voor ernstig verontreinigde locaties dient de spoedeisendheid van de verwijdering te worden vastgesteld. In deze situaties is de motivatie voor baggeren milieuhygiënisch van aard. De vrijkomende specie wordt dan saneringsspecie genoemd.
Belangrijke verschillen ten opzichte van landbodems zijn:

  1. De bron van verontreiniging is diffuus van aard, zodat het juridisch gezien moeilijk is vervuilers verantwoordelijk te stellen voor de aanpak.
  2. Meestal komen verschillende typen verontreinigingen voor, zodat sprake is van een cocktail aan stoffen.
  3. Aanpak van onderhoudspecie is belangrijk voor de binnenvaart, de waterrecreatie of vanwege veiligheidsredenen.

Andere belangrijke verschillen hebben te maken met het meer dynamische karakter van watersystemen, mobiele componenten zijn in veel gevallen al verdwenen, en de zuurstofloze omstandigheden.

In de afgelopen 10 jaar is beleid en regelgeving ten aanzien van verontreinigde waterbodems ontwikkeld. Veel energie is gestoken in de inventarisatie van de kwaliteit van waterbodems, teneinde een inschatting te kunnen maken van het te verwachten aanbod aan verontreinigde specie. Onderhoudspecie heeft veelal een relatief goede kwaliteit (klasse 0, 1 en 2), maar kan ook ernstig verontreinigd zijn (klasse 3 en 4 kwaliteit). Deze klasse-indeling is sinds 2008 veranderd. Inmiddels is de milieuhygiënische indeling voor de kwaliteit van baggerspecie gewijzigd, zie Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Wettelijk kader voor toepassingsmogelijkheden van baggerspecie
Klasse 2 specie wasvolgens het voormalige beleid (onder voorwaarden) verspreidbaar, terwijl dit voor klasse 3 en 4 specie uitzonderlijk zou zijn.

Saneringslocaties worden dan ook aangewezen als de kwaliteit klasse 4 is (gehalten liggen dan boven de interventiewaarden waterbodem).

In 2001 hebben de gezamenlijke overheden een inventarisatie gemaakt van de hoeveelheden, de locatie en mate van verontreinigde bagger in Nederland (het Tienjarenscenario Waterbodems). Tevens zijn toen prognoses gemaakt van het verwachte aanbod in de periode 1999-2010. Vervolgens is een monitoring opgestart om de jaarlijks gebaggerde hoeveelheden en de bijstelling van de prognoses te volgen, de zogenaamde Landelijke waterbodemopgave [37].

Uit de meest monitoring blijkt dat de aanwas van specie nog groter is dan het geen er jaarlijks wordt gebaggerd. Om de geconstateerde achterstand kwijt te raken en een beheersbare situatie te bereiken zou het baggertempo verder opgevoerd moeten worden. Ter onderbouwing van de benodigde extra financiering heeft de overheid reeds in 2004 een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse Waterbodems laten uitvoeren. Hierin zijn kosten van de verwijdering afgezet tegen de baten. Hierbij zijn zowel monetaire baten (scheeepvaart, landbouw en veiligheid) als overige baten (recreatie, stadswater en natuur) in beeld gebracht. In de studie is geconcludeerd dat het loont om de jaarlijks aanwas te verwijderen en zelfs het wegwerken van deachterstand onder aan de streep rendabel is. Een en ander heeft onder andere geleid tot de SUBBIED-regeling waarmee onderhoudsbaggerwerk in stedelijke gebieden gesubsidieerd wordt.

In onderstaande tabel zijn de hoeveelheden gebaggerde zoete specie uit de periode 2002-2004 weergeven. Hieruit blijkt dat in 2004 circa 9 miljoen in-situ m3 zoete specie is gebaggerd.

Gebaggerde hoeveelheid zoete specie (*1000m3) [bron 37]

jaartal

klasse 0/1/2

klasse 3/4

totaal

2002

4.741

4.101

8.842

2003

5.033

2.206

7.239

2004

7.533

1.217

8.750

In de periode 2004-2006 is jaarlijks door de waterschappen ca. 5,0 miljoen m3 gebaggerd (bron: Landelijke Waterbodemopgave). Daarvan is ca. 2,5 miljoen m3 verspreid op het land, ca. 0,5 miljoen m3 gestort en naar overige bestemmingen is gegaan 2,0 miljoen m3.

In de afgelopen jaren is gebleken dat er in totaal landelijk ongeveer evenveel niet tot licht verontreinigde zoete specie werd gebaggerd als matig tot sterk verontreinigde zoete specie.
De jaarlijkse hoeveelheid zoute specie die wordt gebaggerd ligt globaal twee keer hoger dan de hoeveelheid gebaggerde zoete specie. Van de zoute specie is de kwaliteit zodanig dat 90% verspreidbaar is op zee.

De verantwoordelijkheid voor de waterbodems ligt deels in handen van Rijkswaterstaat en deels bij de regionale beheerders (waterschappen, provincies en gemeenten). Provincies en gemeenten zijn in een aantal gevallen vaarwegbeheerder en gemeenten beheren daarnaast nog vaak wateren binnen de bebouwde kom. De laatse jaren is er wel een trend zichtbaar van overdracht van wateren van de gemeente naar de waterschappen.
De kwaliteit van de baggerspecie is bepalend voor de wijze waarop hiermee mag worden omgegaan zie hiervoor Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Wettelijk kader voor toepassingsmogelijkheden van baggerspecie.

Voor saneringslocaties bestaan daarnaast ook de opties: behandeling in situ, of isolatie.