Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Methoden voor waterbodemsanering

Indien geen nautische of waterkwantiteitsredenen aanwezig zijn om tot verwijdering van de waterbodem te komen, bestaan er - afhankelijk van eventuele overschrijding van toelaatbare risico's (saneringscriterium) vanwege de verontreiniging - diverse mogelijkheden voor een saneringsaanpak. Deze aanpak kan bestaan uit het ‘voorlopig niets doen’ tot een aanpak waarbij al het verontreinigde materiaal volledig wordt verwijderd en verwerkt tot nuttig toepasbare producten.
In onderstaande figuur zijn de theoretische voorkomende mogelijkheden voor de aanpak van een waterbodemverontreiniging aangegeven.

De vier hoofdstromingen (c.q. methoden) bestaan uit:

  1. het monitoren;
  2. een extensieve in situ aanpak;
  3. een intensieve in situ aanpak;
  4. het verwijderen met transport en storten/ verwerken of bestemmen.

Uit de figuur blijkt dat extensieve in situ aanpak wordt gekoppeld aan monitoring en dat een intensieve in situ aanpak kan worden gevolgd door een extensieve in situ aanpak en in elk geval in combinatie voorkomt met monitoring.
Het partieel verwijderen kan ook worden gekoppeld aan een intensieve en/of extensieve in situ aanpak.
In het onderstaande worden de algemene aspecten van de genoemde in situ en ex situ methoden beschreven om de lezer een algemeen beeld te geven van de in Nederland meest voorkomende mogelijkheden.

Alleen monitoren
Het ‘niets doen’ zal altijd worden gekoppeld aan een monitoring van de situatie ter beoordeling van de risico’s of ter beoordeling van het verloop van een traag verlopend natuurlijk afbraakproces.

Extensieve in situ aanpak
In situ behandelingsmethoden zijn in Nederland nog niet op grote schaal tot ontwikkeling gekomen. In beperkte mate is ervaring opgedaan met het reduceren van advectieve verspreiding van verontreinigde stoffen naar oppervlaktewater en/of grondwater door het aanbrengen van schone lagen op de verontreinigde waterbodem (capping) dan wel van een kleischerm, eventueel met toevoeging van organische stof of het aanbrengen van materialen in de waterbodem (speciale zouten) die in oplossing gaan en daarbij zuurstof produceren. Ook het aanbrengen van beplanting kan een middel zijn ter voorkoming van advectieve verspreiding van stoffen.
Het vastleggen van verontreinigende stoffen (adsorptie/immobilisatie) in de waterbodem is een andere optie. Voor metalen kan worden gedacht aan precipitatie van metalen als hydroxide (bijvoorbeeld fytostabilisatie) of binding in een anorganische matrix (cementering).

Intensieve in situ aanpak
Andere opties zijn het stimuleren van de microbiologische afbraak of reductieve dechlorering. Met de eerstgenoemde van deze laatste twee opties zijn in de praktijk tot op heden geen positieve ervaringen opgedaan door het niet op adequate wijze kunnen toedienen van zuurstof aan de waterbodem als elektronenacceptor.

Baggeren en transporteren
Het verwijderen (baggeren) en transporteren staat elders in deze digitale richtlijn uitgebreid beschreven. Voor het verwijderen wordt onderscheid gemaakt in:

  • mechanische systemen;
  • hydraulische systemen;
  • gecombineerde systemen.

Voor kleine watergangen komen in het algemeen mechanische systemen (veelal grijperkranen) in aanmerking, mede omdat voor het transport van de baggerspecie extra opmenging met water economisch niet doelmatig is. Vanwege het noodzakelijke transport naar verwerkingsinstallaties worden ook grote projecten regelmatig met mechanische systemen uitgevoerd, tenzij voorbewerking (ontwatering) op/nabij de baggerlocatie mogelijk is. Als de totale verwerking in de nabijheid wordt uitgevoerd worden (vaak) hydraulische systemen ingezet.

Transport van baggerspecie van de plaats van baggeren naar een eventuele verwerkingslocatie of naar de eindbestemming (stort of gebiedsgerichte toepassing/bestemming) kan op drie manieren gebeuren:

  • per schip;
  • per as;
  • per pijpleiding.

De inzet van transportmiddelen is zowel afhankelijk van de lokale omstandigheden op de baggerlocatie als van de verdere handelingen.

Behandelen en bestemmen
Diverse (combinaties van) behandelingen zijn mogelijk. In de richtlijn worden de volgende clusters van verwerkingstechnieken onderscheiden:

  1. Zeven en ontwateren
  2. Fractiescheiding
  3. Natuurlijke technieken
  4. Chemische en thermische technieken
  5. Immobilisatietechnieken

Indien tot verwerking wordt besloten, is de doelstelling het bereiken van een productkwaliteit die toepassing volgens het Besluit bodemkwaliteit toelaat. De beleidsmatige doelstelling is om te werken vanuit nuttige toepassing (aandeel zo groot mogelijk), verwerken (indien nodig) en vervolgens storten.