Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Methodespecifieke begrippenlijst

Adsorptie:
Het hechten van stoffen aan gronddeeltjes.

Aëroob:
Zuurstofrijk.

Anaëroob:
Zuurstofloos.

Anorganische verbindingen:
Stoffen die geen koolstof bevatten.

Biobeschikbaarheid:
Beschikbaarheid voor micro-organismen.

Biodegradatie:
Biologische afbraak van organische stoffen door micro-organismen.

Bbk
Besluit bodemkwaliteit

CEC:
Cation Exchange Capacity. Indicatie van de mate waarin stoffen geadsorbeerd kunnen worden door organische stof, kleimineralen e.d.

Coagulatie:
Chemisch destabiliseren van zeer kleine, niet opgeloste elektrisch geladen deeltjes in een vloeistof.

Coagulatie/Complexvormer:
Chemische stof waarmee zware metalen kunnen worden opgenomen.

D.s.:
Drogestofgehalte, het percentage massa dat overblijft na verwijderen van water door middel van drogen.

Debiet:
Hoeveelheid van een vloeistof of vaste stof die in een gedefinieerd tijdsinterval een vast punt passeert. Volumedebiet ‘Q’ wordt uitgedrukt in m3/uur, massadebiet ‘Qm’ wordt uitgedrukt in ton/uur droge stof.

Deelstroom:
Verder te behandelen deel van de specie na een scheidingsstap.

Depotscheiding:
Scheiding van baggerspecie door middel van opspuiten in sedimentatiebekken (zie ook bij scheidingsbekkens).

Desorptie:
Het vrijkomen van stoffen die aan gronddeeltjes zijn gehecht.

Diffusie:
Stoftransport als gevolg van verschil in concentraties.

Dimensionering:
Vormgeven van proces en opstellen maatvoering voor het proces.

Doorstroomd oppervlak:
Het oppervlak, loodrecht op de stroomrichting, waardoor stroming plaatsvindt.

Dynamisch:
In beweging zijnde partij (bijvoorbeeld transport van baggerspecie door middel van verpompen).

Effluent:
Vloeistofstroom die een proces verlaat.

Emissie:
Uitstoot of uitloging van verontreinigende stoffen.

Evenwichtshelling:
Helling van het gesedimenteerde materiaal die van nature ontstaat tijdens het opspuiten van baggerspecie. De evenwichtshelling is afhankelijk van de korrelgrootteverdeling van het gesedimenteerde materiaal en de stroomsnelheid en viscositeit van de slurrystroom in het scheidingsbekken.

Fijne fractie of slibfractie:
Fractie van baggerspecie waarvan de deeltjes kleiner zijn dan 63 µm.

Flocculatie:
Het samenklonteren of samenvlokken van zwevende stofdeeltjes al dan niet gestimuleerd door het toevoegen van chemicaliën met bindende eigenschappen, die door bezinken of opdrijven kunnen worden verwijderd.

GHG:
Gemiddeld hoogste grondwaterstand.

Grove delen:
Fractie van baggerspecie groter dan 2 mm.

Grove of zandfractie:
Fractie van baggerspecie waarvan de deeltjes groter zijn dan 63 µm.

Hydrostatisch:
Met behulp van een waterkolom.

IBC:
Isoleren, Beheersen en Controleren.

IBC-criteria:
Criteria opgesteld ter voorkoming van de verspreiding van bodembedreigende stoffen bij het gebruik, opslaan of storten van dergelijke stoffen op of in de bodem, gericht op isoleren, beheersen en controleren.

Influent:
Vloeistofstroom die een proces ingaat.

Karakterisering:
Het onderzoeken van baggerspecie op een zodanige wijze dat de verdeling van verontreinigingen over verschillende af te scheiden deel¬tjesfracties uit de baggerspecie bekend wordt.

Katalyseren:
Versnellen van chemische reacties.

Keten: Combinaties van technieken, die op zich elk een deelgebied van het traject behandeling- bestemming beslaan. Een voorbeeld is een keten van zandscheiding, gevolgd door polishing van de grove zandfractie en storten (of reinigen) van de fijne slibfractie.

Kwel:
Naar boven gerichte grondwaterstroming.

Laagdikte:
Dikte van de laag baggerspecie in een depot of op de kant.

Lutum:
Vaste bodemdeeltjes met een diameter kleiner dan 0,002 mm.

Microbiële afbraak:
Afbraak van chemische verbindingen door bacteriën.

Monitoring:
Meten en registreren van processen, fysische en chemische parameters en overige factoren/ aspecten die het proces in scheidingsbekkens beïnvloeden.

Organische stof of humus:
Uit koolstof opgebouwde complexe verbindingen van natuurlijke oorsprong, meestal verteerde plantenresten.

Organische verbindingen:
Stoffen die koolstof bevatten.

Oxidatie:
Reactie waarbij een stof elektronen afstaat, in de meeste gevallen aan zuurstof.

Pak:
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen.

Parameter:
Een meetbare en/of te registreren fysische of chemische eenheid/grootheid.

Percolatie:
Het uitzakken van (grond)water.

Reductie:
Reactie waarbij een stof elektronen opneemt.

Reinigings- of verwijderingsrendement:
Percentage van een verontreinigende stof dat verwijderd is, berekend als (I-O)/I*100%, waarbij I = concentratie voor behandeling en O = concentratie na behandeling.

Rijping:
Natuurlijk, onomkeerbaar proces, waarbij de baggerspecie door fysisch-chemische processen geleidelijk verandert van een natte slurry in een steekvaste grond.

Rijpingsfactor:
Maat voor de fysische rijping. Afhankelijk van het lutum-, organische stof- en watergehalte van baggerspecie.

Scheidingsdepot:
Zie bij sedimentatiebekken.

Scheidingsefficiëntie:
Maat voor de nauwkeurigheid van de scheiding. De nauwkeurigheid van de scheiding wordt bepaald door de relatieve hoeveelheid deeltjes die niet met de juiste deeltjesfracties wordt afgescheiden (bijvoorbeeld: deeltjes <63 µm die worden aangetroffen in de afgescheiden fractie >63 µm).

Sediment:
Een laag van bezonken deeltjes.

Sedimentatiebekken:
Bekken of depot waarin baggerspecie wordt opgespoten. De baggerspecie stroomt door het bekken, waarbij deeltjes uit de baggerspecie bezinken (sedimenteren). Door een verschil in sedimentatiesnelheid zullen zwaardere deeltjes (met hoge sedimentatiesnelheid) eerder in het bekken bezinken dan lichtere deeltjes (met lagere sedimentatiesnelheid). Hierdoor wordt een scheiding verkregen tussen zwaardere deeltjes (zand), die dicht bij het inspuitpunt sedimenteren, en lichtere deeltjes (slib), die verder van het inspuitpunt zullen sedimenteren.

Sedimentatiefront:
Plaats in het scheidingsbekken waar de bezinkende minerale deeltjes een gemiddelde diameter hebben die gelijk is aan de gewenste scheidingsdiameter (veelal wordt een diameter van 63 µm aangehouden).

Slib:
In dit onderzoek gedefinieerd als de minerale fractie <63 µm en het organische stof.

Slibkist:
Voorziening aan de effluentzijde van het scheidingsbekken, van waaruit het effluent van het scheidingsbekken wordt afgevoerd. De slibkist beschikt over een in hoogte instelbare overstortrand.

Slurry:
Een vloeibaar en verpompbaar mengsel van baggerspecie met water.

Stromingsregime:
Type stroming, bijvoorbeeld turbulent of laminair.

T.d.s.:
Ton droge stof (1000 kg).

Technisch uitvoerbare keten:
Een keten van behandelingstechnieken is keten technisch uitvoerbaar als het geschikt is voor het te behandelen type specie en type verontreiniging, en de behandeling met die keten leidt tot een toepasbaar product.

Textuur:
De korrelgrootteverdeling en het gehalte organisch stof in de baggerspecie.

Uitloging:
Het uitspoelen van verontreinigingen.

Vochtgehalte:
100% - d.s.

Volumeproportioneel:
Monstername uit een partij, waarbij de monstername plaatsvindt per vooraf vastgesteld volume. Het aantal monsters neemt dus toe met een toenemend volume(debiet).

Zand:
In dit kader gedefinieerd als de minerale fractie >63 µm.