Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ aanpak van waterbodems, Isolatie van verontreinigde waterbodem

Indien omzetting, extractie of immobilisatie niet mogelijk is en de risico’s voor verspreiding naar de bodem of het grondwater beperkt zijn, kan het isoleren van de verontreinigde laag een optie zijn.

Afdekken met schone leeflaag (capping)
Door het afdekken van de verontreinigde waterbodem met een schone laag (capping) worden de verspreidingsrisico’s naar het oppervlaktewater geminimaliseerd.

Voor capping kan worden gekozen indien de verontreinigde laag moeilijk te verwijderen is, bijvoorbeeld bij een zeer dunne laag vervuilde specie die technisch gezien niet effectief gebaggerd kan worden. In het Ketelmeer (IJsselmonding) is voor deze aanpak een Wbb-beschikking verleend [16]. Hierin is opgenomen dat deellocaties kleiner dan 1 hectare en waar de verontreinigde laag dunner is dan 10 centimeter, niet verwijderd hoeven te worden. Vóór de definitieve beslissing vindt echter nog wel een onderzoek naar de verspreiding en risico’s van stoffen plaats (leereffect).
Ook wanneer de verontreiniging zich op moeilijk bereikbare plaatsen (onder steigers, op taluds) bevindt, kan isolatie door middel van capping een oplossing bieden.

Ook kan gekozen worden voor een combinatie van baggeren en capping. Hiervoor kan gekozen worden indien een bepaalde waterdiepte nodig is, of wanneer de verontreiniging zeer diep ligt. Dit is uitgevoerd bij de proefsanering van de Nieuwe Merwede en in het Spijkerboor in de Biesbosch [17, 18]. Behalve dat de verontreinigde laag zeer diep was, had hij ook een zeer grillig patroon, waardoor het baggerprofiel met zeer beperkte zekerheid kon worden vastgesteld. Ook betrof het hier natuurgebieden die niet te zeer verstoord mochten worden. De verontreiniging bestond uit een cocktail van organische en anorganische stoffen (klasse 3 en 4 op grond van de milieuhygiënische indeling van de voormalige regelgeving). Besloten is om tot circa 1,5 meter verontreinigde waterbodem te verwijderen en een schone sedimentlaag aan te brengen.
De eco(toxico)logische effecten van de ingreep zijn gedurende enkele jaren gemonitoord en recent gerapporteerd [19]. Het bleek dat op beide locaties de rekolonisatie van de waterbodem met nematoden, wormen en muggenlarven is opgetreden. De nadelige effecten van het sediment op proeforganismen (in bio-assays) waren ook sterk verminderd. In de loop van de tijd is nieuw sediment aangevoerd van slechte kwaliteit (klasse 3), waardoor de positieve effecten van de sanering bijna geheel te niet zijn gedaan.

Met afdekken zijn ook positieve ervaringen opgedaan in het IJ-meer ter hoogte van de Diemerzeedijk. Hier is de verontreinigde waterbodem voorzien van een folie en afgedekt met zand. Mede onder invloed van nieuwe sedimentatie, is een goed waterbodemmilieu ontstaan [1].
Andere situaties betreffen (gedeelten van) de Sassenheimervaart, de Zoutsloot (Harlingen) en de Ostindische Opvaart (Berlikum) waar de oorspronkelijk vastgestelde terugsaneerwaarde tijdens de uitvoering niet realiseerbaar bleek te zijn en waar ‘in het werk’ besloten is de waterbodem af te dekken met een leeflaag (waterdoorlatend grondkerend doek met zand). Ook een deel van de Haringvliet is op deze manier gesaneerd. Achtergebleven restverontreinigingen zijn op deze wijze afgedekt.

Een laatste voorbeeld betreft de plannen voor de aanpak van de Hollandsche IJssel, nabij Moordrecht, in de zomer van 1999 [20]. De verontreinigde laag (metalen, PAK en arseen) is ongeveer een meter dik en zal verwijderd worden. Echter, dichtbij de dijk is dit niet mogelijk, vanwege de stevigheid van de bescherming. Daar zal de verontreinigde laag worden afgedekt met een schone laag. In dit project is ook het herstel van de natuurlijke functies van de oevers betrokken.