Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ aanpak van waterbodems, Toepassingsgebieden

De mogelijkheden voor toepassing van een in situ aanpak voor vervuilde waterbodems worden (evenals voor ex situ technieken) bepaald door:

  1. het type verontreiniging
  2. het type waterbodem (gelaagdheid, korrelgrootteverdeling, organisch stof gehalte e.d.)

Bij een in situ aanpak speelt nog een derde factor een grote rol:

  1. de situatie op de locatie

In het volgende wordt alleen ingegaan op het type verontreiniging en de situatie op de locatie.

Type verontreiniging
Evenals voor de ex situ technieken wordt de toepassing van in situ technieken (m.u.v. isolatie en monitoring) sterk bepaald door het type verontreiniging. Organisch verontreinigende stoffen kunnen worden omgezet, waarbij nog een verschillende aanpak nodig is voor PAK en minerale olie, versus gechloreerde organische stoffen (CL-omive). Metalen kunnen niet worden omgezet en dienen te worden ge(ïm)mobiliseerd. Het merendeel van de verontreinigde waterbodems bevat een cocktail aan stoffen, waarvoor slechts enkele technieken (mobilisatie, immobilisatie) geschikt zijn.

Situatie op locatie
Bovendien speelt bij in situ technieken de situatie op de locatie een grote rol. Is het mogelijk om op deze locatie de voor de aanpak gewenste condities te realiseren, zónder het watersysteem te veel te beïnvloeden (doorgang nautische functie, verstoring ecosysteem, beïnvloeding oppervlaktewater)?