Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Acceptatiecriteria bij gebruik sedimentatiebekken voor baggerspecie

Voor het bepalen van de toepasbaarheid van een sedimentatiebekken (SB) voor de verwerking van baggerspecie dient een aantal kenmerken bekend te zijn. Zo kan de kwaliteit van de af te scheiden zandfractie ook bepaald worden. Deze kenmerken zijn:

  1. textuur;
  2. kwaliteit zandfractie;
  3. kwantiteit zandfractie.

1. Textuur
Uit analyse van de korrelgrootteverdeling moet blijken dat voldoende minerale delen >63 µm in de specie aanwezig zijn. In de praktijk blijkt zandscheiding in een SB uitvoerbaar te zijn bij zandgehalten >50%.

2. Kwaliteit zandfractie
Door middel van een karakterisering dient te worden aangetoond dat uit de te verwerken baggerspecie bruikbaar zand kan worden afgescheiden.

De karakterisering dient te worden uitgevoerd volgens een methode waarbij de baggerspecie wordt gescheiden op basis van dichtheid van deeltjes. Met name karakterisering door middel van opstroomscheiding is geschikt. Als scheidingsdiameter dient bij voorkeur 63 µm te worden aangehouden. Dit geeft de beste simulatie van de scheiding zoals deze ook in het SB plaatsvindt. Bij voorkeur dient de baggerspecie voor de karakterisering enige tijd te zijn gescrubd, teneinde de scrub-/wasprocessen die plaatsvinden tijdens het verpompen van de specie naar het SB te simuleren.
Het uitgangsmateriaal voor karakterisering, de geproduceerde zandfractie (>63 µm) en slibfractie (<63 µm) moeten worden geanalyseerd. Deze analyse betreft minimaal droge stof, gloeirest, fractie <2 µm en de verontreinigingen die bepalend zijn voor de verontreinigingsklasse van de baggerspecie of de hergebruikscategorie van het geproduceerde zand. Het afgescheiden zand dient te voldoen aan de criteria voor schone grond of grond die voldoet aan de Maximale Waarden kwaliteitsklasse industrie/B conform het Besluit bodemkwaliteit. Omdat een karakterisering nooit volledig uitsluitsel kan geven over het werkelijk te realiseren resultaat van de scheiding, dient een massabalans voor de karakterisering opgesteld te worden. De hoeveelheid droge stof die in beide fracties wordt aangetroffen dient <10% af te wijken van de voor karakterisering gebruikte hoeveelheid droge stof.

3. Kwantiteit zandfractie
Gegevens betreffende de kwantiteit van de hoeveelheid te verwerken baggerspecie en de hoeveelheid te produceren zand zijn van belang voor de dimensionering van het SB en het slibdepot.
Gegevens betreffende de hoeveelheid te verwerken baggerspecie worden verkregen door middel van peilingen. De hoeveelheid af te scheiden zand kan worden bepaald op basis van een zeefkromme en op basis van een karakterisering.

[2, 5, 6, 7, 14, 15, 21, 22, 23, 24].