Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Bodembescherming bij sedimentatiebekkens voor baggerspecie

Beschermingsniveau

Voor het ontwerpen van bodembeschermende voorzieningen voor scheidingsbekkens (SB) bestaan geen richtlijnen. Evenmin zijn er eisen gesteld aan de toepassing van bepaalde materialen om emissies tegen te gaan of zo veel mogelijk te beperken. Op basis van locatiespecifieke omstandigheden zal invulling moeten worden gegeven aan de specifieke opbouw van de bodembeschermingsconstructie.

Voor het SB geldt dat de kans op verspreiding van verontreinigingen naar bodem en/of grondwater gering is, omdat:

  • het grootste deel van de verontreinigingen met het effluent van het SB wordt afgevoerd (voorwaarde is een continue afvoer van effluent vanuit het SB);
  • verontreinigingen voornamelijk gebonden zijn aan zwevende stofdeeltjes die bij percolatie van water door de laag gesedimenteerd zand uit het water worden gefiltreerd. De laag sediment functioneert als filter (voorwaarde is dat het zand herbruikbaar is, wat één van de acceptatiecriteria van een SB is);
  • de hoeveelheid water die achterblijft in het SB na opspuiten gering is, waardoor de hoeveelheid water die kan percoleren beperkt is.

Voor het slibdepot is het risico van verspreiding groter. In het slibdepot wordt de slibfractie, met daarin de verontreinigingen, geconcentreerd. Ook is de hoeveelheid water en verblijftijd van het water in het slibdepot vele malen groter dan in het SB. Op basis van deze overwegingen kan worden geconcludeerd dat het bodembeschermingsniveau voor het slibdepot groter dient te zijn dan voor het SB.

Materialen

Een aan te brengen bodembeschermende laag heeft als primaire functie het voorkomen van de verspreiding van verontreinigingen naar de bodem en het grondwater. De laag moet echter ook bestand zijn tegen slijtage als gevolg van de inzet van zwaar materieel in het SB of het slibdepot.

Om een bodembeschermende voorziening in het SB en slibdepot te realiseren zijn verschillende materialen toepasbaar:

  • klei;
  • zand-bentoniet en hierop lijkende mengsels;
  • folie.

Indien klei (of leem) op de locatie beschikbaar is, verdient toepassing hiervan de voorkeur. Gebruik van ter plaatse beschikbare klei kan een aanzienlijke kostenbesparing opleveren. Nadeel van klei kan zijn dat de doorlatendheid te hoog is. Dit geldt met name voor toepassing bij het slibdepot. Voordeel van klei is dat het relatief eenvoudig te onderhouden en herstellen is en een groot adsorptievermogen bezit. Hierdoor zal de verspreiding van verontreinigingen beperkt worden.

Indien geen klei op de locatie aanwezig is, is de toepassing van zand- bentoniet (of een hierop lijkend mengsel) te overwegen. Zand-bentoniet is relatief eenvoudig aan te brengen en te onderhouden. De doorlatendheid van zand-bentoniet is lager dan van klei. Ook zand-bentoniet is eenvoudig te onderhouden en te herstellen, hoewel minder eenvoudig dan klei, en beschikt eveneens over een hoge adsorptiecapaciteit voor verontreinigingen.

Een andere mogelijkheid is de toepassing van folie. Een folie is volledig ondoorlatend. Een nadeel is echter dat folie snel beschadigd kan worden door de inzet van zwaar materieel. Om beschadiging van folie te voorkomen dient dit aan de bovenzijde te worden beschermd door een minerale laag. Deze minerale laag heeft twee functies:

  • direct contact van materieel met de folie voorkomen;
  • verdelen van de druk op de ondergrond (folie) die ontstaat bij inzet van zwaar materieel in het SB.

Het aanbrengen van een minerale laag op de folie werkt kostenverhogend. Een minerale laag op de folie kan indien gewenst, evenals bij een klei of zand-bentonietafdichting, worden uitgevoerd als een drainerende zandlaag. Herstel van folie na beschadiging is meestal moeilijker dan herstel van een klei- of zand-bentonietafdichting.

Om erosie van de bodembeschermende laag door de zand-watermengselstroom te voorkomen, kunnen op de zwaarst belaste plaatsen stelconplaten en blokkenmatten worden toegepast. Erosie zal voornamelijk optreden ter plaatse van het inspuitpunt in het SB. Als zich een laag sediment heeft gevormd, is de kans op erosie alleen nog aanwezig aan de zijkanten van het SB. Door gesedimenteerd zand uit het SB tegen de kaden aan te schuiven, kunnen deze worden beschermd.

[1], [5], [7], [14], [15], [16], [17], [21], [22], [24], [25]