Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Effluentafvoer vanuit sedimentatiebekken voor baggerspecie

Effluentafvoer vindt plaats via een overstort (stortkist). Deze wordt op het laagste punt in het scheidingsbekken (SB) aangebracht. De stortkist dient in hoogte verstelbaar te zijn. Als zand tot vlak voor de stortkist sedimenteert, dan wordt de overstorthoogte aangepast. Hiertoe worden schotbalken in de stortkist aangebracht. Het zand zal nu niet met het effluent worden afgevoerd, maar voor de stortkist sedimenteren. De verhoging van de overstorthoogte dient beperkt te zijn. Een te hoge overstortrand veroorzaakt stagnatie van water in het SB. Hierdoor kunnen slibdeeltjes in het SB bezinken, hetgeen de kwaliteit van het afgescheiden zand beïnvloedt.

Vanaf de stortkist wordt het effluent onder vrij verval of met behulp van pompen naar het slibdepot getransporteerd. De afvoer van effluent dient gelijk te zijn aan de aanvoer van baggerspecie naar het SB. Dit betekent dat de afvoer nooit gehinderd mag worden. Bij vrij verval betekent dit dat het waterniveau in het SB altijd hoger moet zijn dan het waterniveau in het slibdepot. Bij gebruik van pompen dient de pompcapaciteit bij voorkeur iets groter te zijn dan de werkelijke aanvoer van baggerspecie naar het SB.

[1], [5], [7], [14], [15], [16], [17], [21], [22], [24], [25]