Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Inspuiten baggerspecie in sedimentatiebekken

Het inspuitpunt voor baggerspecie wordt zodanig gekozen dat een optimaal gebruik van het scheidingsbekken (SB) en optimale procescondities in het SB verzekerd zijn. Een aantal opties is denkbaar:

  • inspuiten vanaf één vast punt;
  • inspuiten vanaf één of meer variabele punten.

Inspuiten vanaf één punt
Deze methode wordt veelal toegepast. Vanuit één inspuitpunt wordt gedurende de gehele gebruiksperiode opgespoten. Vaak wordt het inspuitpunt zo geconstrueerd dat het in hoogte verstelbaar is. Dit heeft als voordeel dat tijdens de eerste opspuitingen de valhoogte van de baggerspecie kan worden beperkt. Hierdoor wordt schade aan de depotbodem voorkomen. Met toenemende dikte van de sedimentlaag wordt het inspuitpunt opwaarts verplaatst.

Inspuiten vanaf meer punten
Deze methode wordt toegepast bij SB die als gevolg van locatiespecifieke omstandigheden onregelmatig dan wel minder optimaal van vorm zijn. Het betreft hier voornamelijk SB die van tijdelijke aard zijn.

In een onregelmatig gevormd SB is de kans op het ontstaan van dode hoeken groot. Door achtereenvolgens, of tegelijkertijd, vanaf verschillende punten in te spuiten kan de stortopbouw in het SB zodanig worden gestuurd dat er geen dode hoeken ontstaan. Bij kleine goed handelbare leidingen kan worden volstaan met het verleggen van de loop van de leiding. Bij grotere leidingdiameters dienen op verschillende plaatsen vaste inspuitpunten te worden gemaakt.

In een aantal situaties wordt gekozen voor het voorwaarts verplaatsen van het inspuitpunt. Bijvoorbeeld als de laag gesedimenteerd zand de maximaal toegestane of haalbare hoogte heeft bereikt. De leiding wordt verlengd, waarna de inspuitopening verder in het SB komt te liggen. Deze methode is alleen uitvoerbaar indien gebruik wordt gemaakt van kleine handelbare leidingdiameters.

[1], [5], [7], [14], [15], [16], [17], [21], [22], [24], [25]