Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Juridische voorwaarden bij toepassing sedimentatiebekken voor verwerking baggerspecie

De volgende juridische aspecten zijn van belang bij toepassing van een sedimentatiebekken (SB) voor de verwerking van baggerspecie:

  1. inrichtingseisen en m.e.r.-plicht in het kader van de Wm;
  2. lozingseisen in het kader van de Wvo;
  3. eisen inzake de ruimtelijke ordening in het kader van de Wro.

1. Inrichtingseisen en m.e.r.-plicht in het kader van de Wet milieubeheer (Wm)
De Wm heeft als doel het voorkomen van schade aan de diverse milieucompartimenten als gevolg van realisering en exploitatie van een SB, door in de Wm-vergunning eisen te stellen aan:

  • emissies naar de bodem en het grondwater en te treffen bodembeschermings- en controlemaatregelen;
  • emissies naar de lucht;
  • geluidsbelasting.

In onderdeel H1 zijn de meest gestelde eisen aan de inrichting van locaties voor de verwerking van baggerspecie genoemd.
Het oprichten van een inrichting voor de verwerking van meer dan 25.000 ton baggerspecie per jaar is m.e.r.-plichtig.

2. Lozingseisen in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)
Er zijn twee situaties te onderscheiden:

  • lozing op het oppervlaktewater;
  • lozing op het riool.

Lozing op het oppervlaktewater
De eisen die gesteld worden aan de effluentkwaliteit zijn afhankelijk van de hoeveelheid geloosd water en de kwalificatie van het ontvangende oppervlaktewater. Veelal wordt volstaan met een eis voor zwevende stof. Door verwijdering van zwevende stof worden ook de voornamelijk hieraan gebonden verontreinigingen verwijderd.

Lozing op het riool
De eisen voor lozing op het riool zijn gebaseerd op CIW-normen. De mogelijkheid om te lozen op het riool is mede afhankelijk van de capaciteit van het riool en de te lozen hoeveelheid water. Eisen die gesteld worden, zijn:

  • concentratiegrenzen voor te lozen afvalwater;
  • eisen ten aanzien van de effluentzuivering;
  • monitoring (methode en frequentie).

3. Eisen inzake de ruimtelijke ordening in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro is van toepassing als het SB langer dan 5 jaar gebruikt zal worden. In het bestemmingsplan dient met de aanleg van een SB rekening te worden gehouden. Er kunnen in specifieke gevallen eisen worden gesteld ten aanzien van de landschappelijke inpassing van een SB met randvoorzieningen.

De IPPC-richtlijn
De Europese richtlijn voor de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Richtlijn 96/61). De IPPC-richtlijn verplicht Europese lidstaten regels grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren met een integrale vergunning. Het gaat om bedrijven in de energiesector, metaalproductie en -verwerking, chemie, afvalsector en agro-voedingsindustrie. In de vergunning moeten regels staan om alle soorten vervuiling van deze bedrijven te beperken met behulp van de zogenaamde 'beste beschikbare technieken' (BBT).

De richtlijn verplicht bedrijven is om de best beschikbare technieken te gebruiken om hun verontreinigingen te beperken en zo min mogelijk afval, energie en grondstoffen te gebruiken. Bedrijven moeten uiterlijk vanaf 31 oktober 2007 aan de richtlijn voldoen. Nederland heeft de richtlijn verankerd in de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo).

[2, 5, 6, 7, 14, 15, 21, 22, 23, 24].