Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Milieubelasting van verwerking van baggerspecie in sedimentatiebekkens: aspect ruimtebeslag

Het ruimtebeslag is afhankelijk van de dimensionering en bedrijfsvoering van het scheidings- en eventueel aanwezig slibbekken, de wijze van slibontwatering (afwezig vanwege direct lozen in nat depot, ontwateren in bekkens of mechanisch), de korrelgrootteverdeling van de specie en het drogestofgehalte van de in te spuiten slurry (voor een goede scheiding circa 15% droge stof).

Bij lozen van de slibfractie in een nat depot of mechanisch ontwateren van de slibfractie is het ruimtebeslag niet veel groter dan bij mechanisch scheiden en ontwateren.

Hier is bij de berekeningen uitgegaan van de verwerking van 100.000 t.d.s. per jaar en een slurry van 15% droge stof in een vijfdaagse werkweek. Om 100.000 t.d.s. per jaar te verwerken, is de doorzet van de slurry bij matig zandige specie dan 2300 m³/dag. Het zand (circa 115 m³/dag) plus een klein deel van het slib blijven achter in het scheidingsbekken, terwijl het slib en het grootste deel van het water in het slibbekken worden opgevangen. Het slib bezinkt in 1 tot 2 dagen, waarna het water kan worden hergebruikt of geloosd. Bij dubbele uitvoering en een tweewekelijkse gebruiksscyclus (1 week vullen, 1 week legen per bekken) en een diepte van 2 meter is dan minimaal een oppervlak nodig van 2 bekkens x 5 dagen vullen x 115 m³ per dag / 2 meter diepte = 575 m². Voor het al dan niet aanwezige slibbekken geldt dat de wijze van ontwatering bepalend is voor de verblijftijd. Bij mechanisch ontwateren kan worden volstaan met een slibbuffer, terwijl bij indikken en eventueel indrogen aan de lucht meer ruimte nodig is. Voor de berekening van het ruimtebeslag is hier globaal uitgegaan van 1,5 tot 4,5 ha terrein voor slibbuffering respectievelijk natuurlijk bezinken en indikken; voor bijkomende voorzieningen is met 0,5 ha gerekend.