Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Milieubelasting van verwerking van baggerspecie in sedimentatiebekkens: aspect hinder

Geur
Bij het verwerken van baggerspecie in een sedimentatiebekken zal geurhinder zelden optreden en uitsluitend als de specie in een sterk gereduceerde vorm wordt aangevoerd of indien vluchtige verontreinigingen in hoge concentraties aanwezig zijn in de baggerspecie.

Bij aanvoer van sterk gereduceerde specie kunnen stankstoffen (voornamelijk H2S en NH3) vrijkomen bij het opspuiten van de specie. Veelal is de specie echter al in contact gekomen met zuurstof tijdens het baggeren en transporteren. Hierdoor heeft oxidatie van deze verbindingen reeds plaatsgevonden. De kans op stankhinder ter plaatse van het SB is hierdoor nihil. Bij opslag en ontwatering van de baggerspecie of hieruit afgescheiden fracties vindt eveneens oxidatie plaats, waardoor ook in deze fasen van het proces de kans op geurhinder nihil is.

Indien vluchtige verontreinigingen in de baggerspecie aanwezig zijn, is er een reële kans op geurhinder. Zeker als de baggerspecie wordt verspoten en in intensief contact komt met de lucht kan verspreiding van verontreinigingen optreden. Het risico van geurhinder is het grootst indien hoge concentraties minerale olie en lichte PAK’s in de baggerspecie worden aangetroffen.

Geluid
Bij inzet van een scheidingsbekken (SB) zijn de volgende geluidsbronnen geïdentificeerd:

  • vrachtwagens ten behoeve van aanvoer, afvoer en eventueel transport op locatie; .
  • schepen ten behoeve van aanvoer en afvoer;
  • pompen; eventueel noodzakelijke randapparatuur (bijvoorbeeld zeven, generatoren, verdunnen baggerspecie);
  • apparatuur voor schuiven en vergraven van zand en slib.

De inzet van materieel in het SB leidt tot geluidsproductie. Voor het berekenen van de geluidsbelasting is behalve de immissierelevante bronsterkte ook de plaats en frequentie waarmee materieel wordt ingezet van belang.

De inzet van vrachtwagens geeft buiten de locatie een indirecte geluidhinder door toename van het aantal vervoersbewegingen op toegangswegen. Deze hinder dient eveneens berekend te worden.