Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Processtappen: scheiden baggerspecie in sedimentatiebekken

Bezinking slibfractie
Het water dat uit het scheidingsbekken (SB) stroomt, bevat nog fijne slibdeeltjes. Veel van de verontreinigingen zijn juist aan deze deeltjes gebonden. De slibdeeltjes dienen te bezinken, alvorens het water geloosd of hergebruikt kan worden. Bezinking kan plaatsvinden in speciaal hiervoor ingerichte bezinkdepots of in depots voor (definitieve) specieberging. Voorwaarde is dat de verblijftijd van het water in het nageschakelde depot groot genoeg is om bezinking te laten plaatsvinden. Ter verbetering van de bezinkeigenschappen kunnen vlok(hulp)middelen aan het effluent van het SB worden toegevoegd.

Scheidingsefficiëntie
Voor een doeltreffende scheiding van baggerspecie in een scheidingsbekken (SB) is het nodig dat de verontreinigingen geconcentreerd kunnen worden in de slibfractie; de fractie waarin lutum (minerale deeltjesfractie <2 µm) en organische stof geconcentreerd worden. Omdat verontreinigingen in baggerspecie meestal gebonden zijn aan deze fractie (lutum en organische stof), is afscheiding hiervan voldoende voor het verkrijgen van een (relatief) schone zandfractie.

De mate waarin verontreinigingen zich concentreren in de slibfractie wordt bepaald door de efficiëntie van de scheiding, concreet door de hoeveelheid verontreinigd slib die in de zandfractie achterblijft en eventueel de hoeveelheid als puur product in de specie voorkomende verontreinigingen. In het SB is geen sprake van één scheidingsdiameter, zoals bij procesmatige scheidingsapparatuur (bijvoorbeeld een hydrocycloon), maar neemt de mediane korreldiameter van de gesedimenteerde deeltjes af met toenemende afstand tot het inspuitpunt. Er is sprake van een deeltjesgroottegradiënt in het SB en hierdoor tevens van een gradiënt van de verontreiniging.

(literatuur [2], [3], [4], [5], [7], [14], [15], [16], [17], [21], [22], [23])