Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Scheiden van baggerspecie, Toepassingsvoorwaarden van mechanische fractiescheiding van baggerspecie

Er worden voorwaarden gesteld aan de toepassing van mechanische fractiescheiding van baggerspecie ten aanzien van beleid, vergunningen en afzet van de vrijkomende producten.

Beleid
In de Vierde Nota voor de waterhuishouding is aangegeven dat het beleid ten aanzien van verwerken van baggerspecie in het bijzonder wordt gericht op inzet van eenvoudige technieken, waarbij vooral wordt gedacht aan het winnen van zand uit baggerspecie.

Vergunningen
De belangrijkste vereiste vergunningen voor mechanisch scheiden van baggerspecie betreffen vergunningen inzake de Wet Milieubeheer (Wm) en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (Wvo). Voor een Wm-vergunning is hier afvalproductie, emissies en hinder van belang. Voor de Wvo is emissies naar oppervlaktewater of riolering van belang, aangezien een verwerkingsinstallatie meestal als zogenaamd AMvB-bedrijf Wvo-plichtig zal zijn.
Het oprichten van een inrichting voor het verwerken van meer dan 25.000 ton baggerspecie per jaar is bovendien m.e.r.-plichtig. Bij procesmatige zeving tot op kleine maaswijdten wordt water gebruikt en intensief mechanisch gemengd. Dit kan leiden tot vorming van zogenaamde aërosolen, waarbij zeer kleine verontreinigde deeltjes zich in de lucht verspreiden. Bij dergelijke zeefapparatuur dient in het kader van de arbeidsomstandighedenwet (Arbo) aandacht te worden besteed aan het voorkomen van blootstelling van personeel aan verontreinigde aërosolen.

Afzet producten
De af te zetten producten van mechanische scheiding van baggerspecie zijn grove delen (ook wel aangeduid als ‘oversize’), één of twee zandfracties (grof en fijn) en (ontwaterde) slibfractie. De zandfractie(s) zal(zullen) als bouwstof moeten voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit, dat eisen stelt aan de gehalten aan verontreinigingen voordat toepassing van het materiaal plaats kan vinden.De grove delen en de slibfractie zullen meestal verontreinigd zijn en zullen dan worden afgevoerd naar een andere verwerker of naar een stortplaats. Daarbij zal aan de acceptatievoorwaarden van de verwerker (bijvoorbeeld puinbreker) en beheerders van stortplaatsen moeten worden voldaan. De belangrijkste eisen hebben betrekking op de gehalten aan verontreiniging en steekvastheid (het drogestofgehalte) bij droge stort en in de toekomst wellicht verdere verwerking door bijvoorbeeld thermische immobilisatie. Voor het storten in natte depots zijn nog geen criteria ontwikkeld. Bij natte depots is het raadzaam na te gaan of het storten van slibfractie gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van het op oppervlaktewater te lozen retourwater, zoals gereguleerd in de desbetreffende Wvo-vergunning.