Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Natuurlijke verwerkingstechnieken voor baggerspecie, Inrichting van rijpingsdepot voor baggerspecie (vervolg)

Bij de inrichting van een doorgangsdepot zijn naast aspecten als diepte van het depot, compartimentering, onderafdichting ook de onderstaande aspecten van belang.

Drainage
Voor het afvoeren van percolaatwater dat aan de onderzijde van de laag baggerspecie uittreedt, zal een drainagesysteem moeten worden aangebracht. Aangezien het aanbrengen van een drainagesysteem ook een positieve bijdrage levert aan de rijping van baggerspecie wordt drainage ook toegepast bij niet of licht vervuilde (meestal zandrijke) baggerspecie. Het drainagesysteem bestaat in zijn meest eenvoudige vorm uit een stelsel van drains in sleuven (hart op hart circa 10 m) om (mechanische) beschadiging tijdens bewerking en/of ontgraving te voorkomen. In geval van een kunstmatige afdichting worden de drains gelegd in een drainagelaag van 0,30 à 0,50 m dikte. De drainagebuizen zijn aan de uiteinden aangesloten op een verzamelleiding of direct op een sloot. Tijdens het rijpingsproces kan aanslibbing van de drainagebuizen optreden. De doorstroming kan worden hersteld door de drainagebuizen regelmatig door te spuiten. Overigens is drainage onder slibdepots vaak minder effectief door de geringe waterdoorlatendheid van de specie in combinatie met een slechte of verslechterende doorlatendheid van de ondergrond. Door ongelijke zettingen (kaden, rijpad) kan de ligging van de drainage ongelijkmatig worden waardoor de werking verstoord raakt.

Afwatering aan bovenzijde van het depot
De opvang en afvoer van overtollig water aan de bovenzijde van het depot geschiedt in de meeste gevallen door middel van één of meer slibkisten. Het transport van water naar de slibkist kan worden verbeterd door het aanbrengen van greppels en het aanbrengen van een gering verhang in de richting van de slibkist.

Kades en stortbordessen
De kadeconstructie vormt de begrenzing van een compartiment. Daarnaast zal het transport van de ontwaterde en eventueel de aangevoerde baggerspecie plaatsvinden over een transportbaan. In verband met dit zware transport is een zandbaan met een provisorische verharding (bijvoorbeeld rijplaten) noodzakelijk. Het is belangrijk dat kades voldoende stabiliteit bezitten. De dimensionering van de kade is afhankelijk van het toegepaste materiaal en de draagkracht van de ondergrond. Richtlijn is een kruinbreedte van 0,5 meter en een taludhelling van 1:1,5. Voor de transportbaan wordt een breedte van 5 meter genomen. Het heeft de voorkeur om de kades op te bouwen met de grond die op het terrein van het depot vrijkomt bij het afschrapen van de toplaag en eventueel bij het graven van een bezinksloot. Grond met een hoog organisch stofgehalte is hiervoor minder geschikt in verband met het inklinken van deze grond door met name ontwatering. Kaden opgebouwd met grond met een hoog gehalte organische stof moeten periodiek worden hersteld, bijvoorbeeld met ingedroogde specie. De draagkracht van organische stof rijke grond is te gering voor de toepassing in een transportbaan. In dat geval kan het nodig zijn grond voor de bouw van kades en rijbaan van elders aan te voeren.
Bij depots met een kunstmatige onderafdichting van folie wordt deze folie meestal doorgetrokken tot aan de kruin van de kades. De kruin is daarmee beschermd tegen golfwerking. De folie dient te worden beschermd tegen mechanische beschadiging, vooral tijdens het afgraven van de gerijpte baggerspecie. De meest praktische bescherming is het niet afgraven van een smalle strook baggerspecie langs de rand. Dit gaat echter ten koste van de bergingscapaciteit.

[1, 2, 3, 6, 12, 17, 27]