Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Natuurlijke verwerkingstechnieken voor baggerspecie, Intensieve landfarming van baggerspecie

Intensieve landfarming vindt plaats in de buitenlucht en omvat in ieder geval de ontwateringsfase (fase 1) en de eerste fase van afbraak (fase 2) van het landfarmproces. Intensieve landfarming is gericht op een stimulans van de ontwatering en het verkrijgen van een goede structuur, waarvoor verschillende aspecten van belang zijn (zie onderstaand). Intensieve landfarming is beproefd met vier typen species [3 en 4].

Startseizoen
Op basis van de balans tussen verdamping en neerslag in de diverse seizoenen, is een goed startseizoen tussen het najaar en het vroege voorjaar. Daardoor kan de specie ontwaterd zijn en een aërobe structuur hebben op het moment dat de voor de afbraak benodigde hogere zomertemperaturen aanwezig zijn.

Aanleg velden
Bij de aanleg van de velden spelen de sliblaagdikte en de regenwaterafvoer een rol. Om regenwater af te voeren, kan de specie in een helling worden aangelegd. Gedurende de tijd dat de specie nog niet steekvast is, kunnen kades nodig zijn. Het afgestroomde water wordt dan via buizen door de kade naar een opvangsloot gebracht. Als de specie vast is geworden kan de kade weggehaald worden. Wanneer de gehele sliblaag gerijpt is en drainage mogelijk is, kan de oppervlakkige waterafvoer beëindigd worden.
Uitgaande van een organisch stofgehalte van circa 10%, is de maximale laagdikte voor beplante velden tussen de 65 cm (hoog lutumgehalte) en 105 cm (laag lutumgehalte). Met bewerking wordt voor dezelfde specie een marge van 40 tot 65 cm aangehouden. Wanneer géén drainage of oppervlakkige ontwatering wordt toegepast, is in het Nederlandse klimaat de laagdikte maximaal 20 cm. Dit is het geval bij het ‘op de kant zetten van baggerspecie’ op landbouwpercelen.

Bewerking
Zodra de specie beloopbaar is (na 4 tot 6 weken), is bewerking met een cultivator op rupsbanden mogelijk. Deze kan steeds dieper worden afgesteld. Bij elke bewerking wordt een laagje (1 à 2 decimeter) nog natte specie meegenomen. Vervolgens kan geploegd worden om de onderste natte laag boven te krijgen. Grotere kluiten kunnen gebroken worden met een spitmachine, waarbij grove delen verwijderd kunnen worden door een machine gelijkend op een aardappelrooimachine. De frequentie en diepte van de bewerkingen zijn afhankelijk van de gesteldheid van de specie. Deze varieert met het type specie en met de weersomstandigheden en kan worden vastgesteld op basis van drogestofgehalte, vochthuishouding en visuele waarnemingen als scheurvorming, kleur en de aanwezigheid van brokken of kluiten. Het vaak ter plekke aanwezig zijn en het gebruik van ‘boerenverstand’ (praktische bodemkunde) is hierbij nodig. Afhankelijk van weersomstandigheden, bewerkingsintensiviteit en specie-type, kan de ontwatering en rijping binnen een periode van 3 en 6 maanden plaatsvinden. Vervolgens kan de specie maandelijks worden omgezet, of kan gekozen worden voor beplanting.

Beplanting
Beplanting wordt niet aanbevolen bij de start van de landfarm. Door de aanwezigheid van water in de slurry zal het aanslaan van inzaaiingen en beplantingen moeizaam gaan. Wanneer eenmaal een redelijke structuur verkregen is, kan deze in stand gehouden en verbeterd worden door een geschikte beplanting met riet, tarwe of koolzaad. Spontane begroeiing kan ontstaan. Door de groei van wortels wordt in de specielaag aërobie verkregen. Ten opzichte van bewerkte velden, zal in beplante velden de aërobie een half tot een heel jaar later bereikt zijn. Tegenover de geringere inspanning omdat niet bewerkt wordt, staat dan ook een langere verblijftijd. Wel dient rekening gehouden te worden met vraat door dieren. Bij zoute species is het mogelijk dat de wortelgroei traag of ondiep gaat.

Monitoring
De monitoring dient in periode van veranderingen (ontwatering, eerste fase afbraak) intensiever te zijn dan in de stabielere tweede afbraakfase. Elke nazomer dient een uitgebreide kwaliteitsbepaling uitgevoerd te worden, teneinde over de voortgang/beëindiging van de landfarm te kunnen beslissen.

De fysische gesteldheid dient gevolgd te worden aan de hand van de volgende parameters: laagdikte, porievolume (lucht- en watergevuld), kleur, kluitgrootte, scheurvorming en het rijpingsgetal.

De chemische samenstelling kan het beste worden geanalyseerd in meerdere steekmonsters, in plaats van in mengmonsters. In verband met de heterogene verdeling van verontreinigende stoffen over het sediment, geven steekmonsters een beter beeld van de werkelijkheid. Voor toepassing van het materiaal volgens het Besluit bodemkwaliteitwordt gewerkt met partijkeuringen, op mengmonsters van een voorgeschreven aantal steekmonsters per partijgrootte. Te analyseren parameters zijn ten minste: droge stof, organische stof, olie, PAK en het zoutgehalte.

Verblijftijden en productkwaliteit
Op basis van de praktijkervaringen met vier verschillende baggerspecies, wordt de verblijftijd voor het behalen van een volgens het Bbk toepasbare kwaliteit ingeschat op 1 - 3 jaar, afhankelijk van de specie en de intensiviteit van bewerking.