Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Natuurlijke verwerkingstechnieken voor baggerspecie, Trends en ontwikkelingen m.b.t. biologische reinigingstechnieken

Toeslagmiddelen bij landfarming
Naast toeslagmiddelen gericht op verbetering van de civieltechnische eigenschappen en het uitlogingsgedrag van stoffen, kunnen toeslagstoffen ook gericht zijn op het verbeteren van de aërobe structuur of op het vergroten van de biobeschikbaarheid (bijvoorbeeld surfactants). Het onderzoek naar dergelijke toeslagstoffen heeft in het verleden nog geen praktijkresultaat opgeleverd [15]. Momenteel vindt wel fundamenteel onderzoek plaats naar biologische surfactants [16].

Extensieve landfarming en een tweede nuttige functie
Het reeds uitgevoerde onderzoek heeft laten zien dat spontaan opgekomen begroeiing op landfarmterreinen de aëratie van de specielaag kan verzorgen en zodoende de afbraak kan stimuleren [5]. Een nieuwe trend is het bewust zoeken naar combinatie van (extensieve) landfarming met een tweede nuttig gebruik van de terreinen. Deze ontwikkelingen vinden plaats in diverse kaders, waarbij verschillende mogelijkheden bestaan. Een voorbeeld is de combinatie met wilgenbeplanting, die na verbranding natuurlijke energie kunnen opleveren (energieteelt). Ook kan gedacht worden aan recreatiebossen of natuurbouw, of landfarming op vuilstortplaatsen. In alle gevallen bestaat de oplossing uit een win-win situatie, waarbij de reiniging van specie gecombineerd wordt met een tweede nuttige functie.
Deze gecombineerde aanpak kan mogelijk een plaats vinden in het kader van actief bodembeheer en past in de algemene trend van een meer extensievere reiniging, waarbij multifunctionele kwaliteit niet altijd bereikt hoeft te worden. Ook bij rijping kan begroeiing worden toegepast.
Het onderzoek richt zich op de beplantingsmogelijkheden en bosaangroei, maar ook op de risico’s voor mens en ecosysteem [4 en 6].

Landfarming en fytoremediatie voor zware metalen
Beplanting kan behalve ter bevordering van de aërobie, ook toegepast worden voor de verwijdering van zware metalen, door opname in de plant. Door combinatie van de verwijdering van organische verontreinigende stoffen met zware metalen, zou de doelmatigheid van landfarming vergroot kunnen worden.
In Amerika en ook in Nederland [17 en 18] zijn enkele bedrijven op dit terrein actief, maar er is nog onvoldoende bewijsmateriaal dat metaalopnemende planten ook daadwerkelijk in de praktijk effectief zullen zijn. Hoewel er diverse soorten planten bekend zijn die metalen sterk accumuleren, zijn deze plantensoorten vaak trage groeiers. De metaalverwijdering met dergelijke planten is daarom vaak niet groter dan van niet-accumulerende, snelgroeiende plantensoorten. Het onderzoek richt zich op een fundamentele onderbouwing van de achterliggende processen en de mogelijkheden voor toepassing in de praktijk [19].

Reiniging van met gechloreerde stoffen vervuilde specie
Door middel van reiniging in depot kan specie die verontreinigd is met HCB en PCB’s verwerkt worden. Deze techniek kan het karakter van berging in depot veranderen van ‘eeuwig’ naar ‘eindig’. Wel dient rekening gehouden te worden met lange verblijftijden. Voor de eerste stap (anaërobe dechlorering) wordt momenteel gerekend met verblijftijden tussen de 15 en 140 jaar. De grote marge wordt veroorzaakt door de verschillende mogelijke bestemmingen (terugbrengen in zee of toepassen volgens het Bbk), waarvoor verschillende normen bestaan. De tweede stap (aërobe mineralisatie) zal enkele jaren in beslag nemen.
Het onderzoek richt zich op het verder inschatten van de verblijftijd voor de eerste stap en op de ecotoxicologische onderbouwing voor de norm van HCB (gehalte toets zoute wateren: 0,02 mg/kg d.s.). Bij toepassing als bouwstof zal mogelijk het gehalte aan sulfaat en chloride een knelpunt vormen.

Aanpassing norm minerale olie
De Maximale Waarde bodemfunctieklasse Industrie in het Bbk (evenals de voormalige grenswaarde voor minerale olie in het Bsb) (500 mg/kg d.s.) is voor biologische technieken vaak een knelpunt. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door analyseproblemen (verstoring door humuszuren). Anderzijds hebben de eerste resultaten van ecotoxicologisch onderzoek aangetoond dat niet alle ketens (C10 – C40) toxisch zijn en dus ook niet alle meegeteld hoeven te worden in de beoordeling. Het onderzoek waarin de ecotoxicologische effecten van diverse soorten olie worden onderzocht, wordt in 1999 afgerond [20]. De resultaten zullen voorgelegd worden aan de INS-groep, waarna mogelijk een aanpassing van de norm kan plaatsvinden. Een versoepeling van de norm kan een grote verruiming betekenen voor de toepassingsmogelijkheden van biologische technieken.