Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Bestemmen van baggerspecie en producten, Bergen van baggerspecie

Als een partij baggerspecie binnen acceptabele grenzen niet herbruikbaar, toepasbaar of verwerkbaar blijkt te zijn, dan zal daarvoor als uiteindelijke bestemming ‘bergen’ worden overwogen. Dat geldt eveneens voor de fijne fractie die overblijft nadat een herbruikbare of toepasbare fractie uit de baggerspecie is afgescheiden. In het vervolg wordt onder ‘bergen van baggerspecie’ ook de berging van deze fractie begrepen. Primair doel van bergen van baggerspecie is het op een daartoe geschikte locatie tegen zo gering mogelijke kosten en met zo gering mogelijke nadelige effecten definitief opbergen van elders gebaggerde specie. Bergen is daardoor per definitie een eindpunt van een keten van handelingen met baggerspecie. Die keten begint met baggeren en transporteren, mogelijk gevolgd door een vorm van verwerken met daaraan gekoppeld weer transporteren. De dan mogelijk gesplitste keten eindigt meestal via overslaan bij de bestemmingen hergebruik, c.q. toepassen en bergen. Op een aantal plaatsen in de keten kan dan nog overslaan, opslaan of beide worden ingevoegd. Onderstaande figuur geeft dit schematisch weer.

Als uitvoeringsvormen voor speciedepots zijn op grond van de verschillen in effecten op oppervlakte- en grondwater in principe de volgende typen te onderscheiden:

  1. Onderwaterdepot. Dit is een depottype waarbij de specie onder water wordt gestort in een bestaande of gebaggerde put, al dan niet met een onderwaterkade: zowel de (eventuele) kade als de bovenkant van de specie bevindt zich gedurende alle depotfasen onder water.
  2. Eilanddepot. Bij dit depottype wordt de specie geborgen binnen een ringdijk, in een bestaande of gebaggerde put; de kruin van de ringdijk bevindt zich boven water. De ringdijk is gedimensioneerd op de belasting door waterstand, golfoploop en maximaal vulniveau van de specie. Een variant van het eilanddepot is het atoldepot, hier wordt het waterniveau binnen de ringdijk op een zodanig niveau gehandhaafd dat geen kwel vanuit het depot door de ringdijk optreedt.
  3. Landdepot. Dit depottype kenmerkt zich doordat het niet door vrij oppervlaktewater wordt omringd. Voor het aspect grondwater bestaat voor een aantal uitvoeringsvormen gelijkenis met de onder 1 en 2 genoemde depottypen. Afwijkend is alleen de variant waarin het depot geheel boven het grondwater ligt.

Schematisch zijn de verschillende typen weergegeven in onderstaande figuur.

Tijdens de levensduur van een depot is een aantal fasen te onderscheiden:

  1. Voorbereiding. In deze fase wordt al het werk gedaan dat nodig is om met de aanleg te kunnen beginnen. Hieronder vallen publiekrechtelijke procedures ter verkrijging van alle nodige vergunningen en rechten, daarbij kan ook een milieueffectrapportage zijn. Ook behoren hiertoe het verzamelen en genereren van gegevens, het bepalen van ontwerprandvoorwaarden, het ontwerpen van het depot, het opstellen van een bestek, de aanbesteding en de oprichting van een beheerorganisatie.
  2. Aanleg. In deze fase vallen alle bouwactiviteiten voor de aanleg van het depot, het werkterrein (voor bijv. overslag, zuiveringsinstallaties, verwerking en opslag), inrichting van de omgeving en de voorzieningen voor het personeel en voor de monitoring van de te volgen ontwikkelingen.
  3. Exploitatie. In deze fase wordt het depot aan de hand van opgestelde criteria voor de acceptatie van specie gevuld. Monitoring van ontwikkelingen en onderhoud en beheer van het depot worden volgens plan uitgevoerd.
  4. Nazorg. Het vullen is beëindigd, het terrein wordt opnieuw ingericht. Monitoring, onderhoud en beheer worden volgens plan voortgezet.

In verschillende publicaties van Rijkswaterstaat [1, 2] wordt dieper ingegaan op aspecten die bij de ontwikkeling en realisatie van een depot aan de orde komen.
Sinds het verschijnen van deze publicaties hebben de ontwikkelingen rond depotontwerp en effectbepaling niet stilgestaan.