Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Bestemmen van baggerspecie en producten, Producten uit baggerspecie: grond

Het product grond betreft materiaal, waarin alle fracties (lutum, silt en zand) voorkomen. Grond kan daardoor een product zijn van verwerkingstechnieken waarin ongescheiden specie wordt behandeld (gebiedsgericht toepassen, rijpen van matig zandige specie, landfarming, bioreactoren of thermische reiniging).

Wanneer het op de bovengenoemde wijze verkregen materiaal toegepast moet worden, moet de kwaliteit voldoen aan de eisen van het generieke of gebiedsspecifieke toetsingskader op grond van het Besluit bodemkwaliteit [zie Besluit bodemkwaliteit (grondstromen). Daarbij gelden (Lokale) Maximale Waarden voor de toepassing van grond of baggerspecie op landbodem of in oppervlaktewater.De korrelverdeling van het product grond is in wezen gelijk aan die van de opgezogen baggerspecie.

Daarnaast kan een grondachtig product ontstaan bij diverse soorten technieken voor de behandeling van fijne fracties na zandafscheiding (bioreactoren, thermische reiniging, solventextractie, natte oxidatie). Het type product is afhankelijk van de korrelgrootteverdeling in deze fracties. Meestal zal klei gevormd worden; indien ook zwaardere deeltjes aanwezig zijn, kan een grondachtig product verkregen worden.

In principe komt alle voldoende ontwaterde, al dan niet verder verwerkte baggerspecie in aanmerking voor de toepassing als grond (materiaal voor niet-constructieve ophogingen en aanvullingen). De milieuhygiënische kwaliteit van het materiaal zal een belangrijke afweging zijn om de baggerspecie al dan niet toe te passen.

Korrelopbouw
De korrelopbouw van het grondproduct is bij alle technieken afhankelijk van die van de baggerspecie en kan daarom heterogeen of homogeen zijn.

Fysische samenstelling
Ook de fysische samenstelling van de producten wordt bepaald door de input specie. Daarnaast hebben de technieken hierop een invloed.

Bij gebiedsgerichte toepassing van baggerspecie kan gedurende de toepassing ontwatering en een bepaalde mate van rijping optreden. Hoe hoger het gehalte aan zand, hoe sneller de ontwatering optreedt.

Bij biologisch gereinigde specie (landfarming of bioreactoren) kan het organische stofgehalte verlaagd zijn door afbraak. Hier zijn echter geen duidelijke trends, of percentages, aan te geven. Tijdens biologische rijping kan het organische stofgehalte gemakkelijk met enkele procenten afnemen. De hoeveelheid nutriënten die hierbij vrij komt is aanzienlijk. Bij landfarming daalt het drogestofgehalte van de ingangspecie (circa 50% droge stof) gedurende de reiniging sterk (naar circa 85% droge stof). Bij rijping (van matig zandige specie) treden deze processen in beperktere mate op.

Bij bioreactoren wordt de specie eerst verdund en na de reiniging ontwaterd tot circa 50% droge stof.

Bij thermische reiniging ontstaat een donkere, zwartachtige kleur, door de aanwezigheid van kooldeeltjes. Het organische stofgehalte is als gevolg van verbranding tot een minimum gereduceerd.

Milieuhygiënische kwaliteit
Bij gebiedsgerichte toepassing zal de chemische kwaliteit van de grond gelijk zijn aan die van de ingangspecie. Gedurende de toepassing kan in sommige gevallen een afname in de gehalten aan organische componenten optreden. Hetzelfde geldt voor rijping.

Bij biologische technieken ligt het gehalte aan organische componenten veelal in geringe mate boven de Achtergrondwaarde

Bij thermisch gereinigde grond is de milieuhygiënische kwaliteit zeer goed met betrekking tot de organische stoffen.