Keuze saneringstechnieken landbodems - met beslisondersteunend systeem selectie saneringsvariant 2
In onderstaande figuur is schematisch weergegeven op welke wijze de Richtlijn kan faciliteren bij de preselectie van mogelijk toepasbare varianten voor een specifiek verontreinigingsgeval.
De locatiekenmerken (bodemopbouw en verontreinigingssituatie) worden geschematiseerd in bodemtypen en karakteristieke situaties. De karakteristieke situaties en bodemtypen worden in het ontwerpproces ‘gematched’ aan het conceptuele model voor de te saneren locatie. De karakteristieke situaties staan model voor een groot aantal vergelijkbare verontreinigingsgevallen. Bij de karakteristieke situaties wordt onderscheid gemaakt tussen de:
- karakteristieke enkelvoudige situaties:
situaties waar sprake is van één type bodemverontreiniging (of verontreinigende activiteit), zoals bijvoorbeeld een benzinestation; - karakteristieke complexe situaties
situaties waar sprake is van meerdere bodemverontreinigingen of combinaties van verontreinigende stoffen; deze situaties zijn behalve door de verontreinigingssituatie ook vaak door omvang en door organisatorische aspecten complex.
Op basis van de bodemopbouw en de verontreinigingssituatie vindt een match plaats tussen het specifieke geval en de karakteristieke situaties die in de Richtlijn beschreven staan.
Vervolgens wordt het programma van eisen verder uitgewerkt. Het programma van eisen is opgebouwd uit acht criteria onderverdeeld in drie categorieën:
- criteria samenhangend met het bodem(sanerings)beleid;
- criteria gericht op omgevingskenmerken;
- financiële criteria
Iedere categorie omvat een aantal kenmerken. Voor deze kenmerken zijn de meest ‘kritische’ en minst ‘kritische’ waarde de grenzen van de bandbreedte. In deze tabel zijn de criteria met de meest en minst ‘kritische’ waarde weergegeven.
Voor iedere karakteristieke situatie zijn in de richtlijn zogenoemde logische veronderstelde saneringsvarianten uitgewerkt door een expertpanel. Deze varianten zijn in een specifiek daartoe georganiseerde workshop door deskundigen als zodanig geïdentificeerd. Op deze manier zijn de beschreven saneringsvarianten, behorende bij de onderzochte karakteristieke situaties, aan te merken als actueel conform de stand van zaken van de Nederlandse saneringspraktijk, anno 2000. De toepassingsgebieden en prestaties van iedere variant zijn beschreven in de Richtlijn en weergegeven in een toepassingsgebieddiagram [figuur 1], [figuur 2],[figuur 3], [figuur 4]
Het toepassingsgebieddiagram heeft op de X-as de verschillende kenmerken die bepalend kunnen zijn voor de selectie van de logische varianten. Deze kenmerken vormen meestal ook de basis van het programma van eisen dat wordt opgesteld voor de locatie. Op de Y-as staat de bandbreedte per kenmerk.
In [figuur 1], [figuur 2], [figuur 3] en [figuur 4] zijn twee voorbeelden uitgewerkt voor de karakteristieke situatie benzinestation. In het eerste voorbeeld gaat het om een nieuw geval van bodemverontreiniging en in het tweede geval om een historisch geval van bodemverontreiniging.
De beschrijving van de logische varianten bestaat uit:
- een figuur waarin de variant schematisch wordt weergegeven;
- een toelichting waarin geïllustreerd wordt dat de variant technisch haalbaar is, hierin zijn verwijzingen opgenomen naar:
- beslisbomen voor de beoordeling van de toepasbaarheid van technieken;
- de techniek beschrijvingen;
- een zogenoemd toepassingsgebieddiagram, in deze diagrammen wordt een verband gelegd tussen de prestaties van de varianten en het programma van eisen.
De veronderstelde logische varianten voor de complexe situaties zijn vaak een combinatie van de varianten die voor de enkelvoudige situaties zijn vastgesteld. Ook organisatorische aspecten kunnen aanleiding geven tot combinatie van varianten of een gebiedsgerichte doorgaans gefaseerde aanpak.
Het bevoegd gezag, de initiatiefnemer en de ontwerper kunnen op verschillende manieren gebruik maken van het toepassingsgebieddiagram.
Het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag kan aan de hand van het toepassingsgebieddiagram beoordelen of de geselecteerde varianten in de voorfase van het saneringsonderzoek voldoen aan de gestelde beleidsmatige voorwaarden (en voorkeuren) en zo nagaan of deze varianten uiteindelijk haalbaar zijn.
De initiatiefnemer
Het toepassingsgebieddiagram geeft de initiatiefnemer inzicht in welke varianten er mogelijk zijn binnen het opgestelde programma van eisen.
De ontwerper
De ontwerper stelt vast welke van de in de Richtlijn beschreven karakteristieke situatie overeenkomt met het specifieke verontreinigingsgeval waarvoor hij toepasbare varianten moet selecteren. In het toepassingsgebieddiagram zijn de mogelijk toepasbare varianten voor deze karakteristieke situatie weergegeven. De ontwerper kan in het toepassingsgebieddiagram nagaan welke van deze varianten voldoen aan het programma van eisen. Op basis van het toepassingsgebied diagram en de beschrijvingen van de varianten kan de ontwerper (in overleg met betrokkenen) de in een saneringsonderzoek uit te werken toepasbare varianten kiezen.