Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Keuze saneringstechnieken waterbodem - voorbereiding, doelstelling

Saneringsdoelstelling: relatie tussen risicoreductie en saneringsmaatregelen
De saneringsdoelstelling bij waterbodemsaneringen heeft een sterke ontwikkeling doorgemaakt van ‘multifunctioneel saneren’ via ‘multifunctioneel, tenzij’ naar ‘maatwerk’. Dit maatwerk wordt in toenemende mate afgestemd op de kenmerken van het betreffende watersysteem (locatiespecifiek). De formulering van de saneringsdoelstelling bij de voorbereiding van saneringen is in de loop der jaren steeds genuanceerder geworden en daarmee ook gedifferentieerder. Dit is mogelijk gemaakt door het ontwikkelen en gebruiken van (moderne) methoden voor het beoordelen van actuele risico’s.
Bij saneringen kunnen veelal drie typen milieuhygiënische saneringsdoelstelling worden onderscheiden, kort samen te vatten als ‘reductie van risico’s’, ‘verwijderen van bagger’ en ‘op te leveren bodemkwaliteit’.
In het rapport “externe linkSaneren we goed” wordt geëvalueerd in hoeverre waterbodemsaneringsprojecten in de afgelopen decennia er in geslaagd zijn de vooraf gestelde doelen te halen. Lang niet altijd wordt een werkbare koppeling gelegd tussen de doelen in het saneringsbesluit en operationele doelen.

Het soort risico dat wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van verontreinigde baggerspecie in een watersysteem, wordt bepaald door de wijze van blootstelling. Voor elk soort risico is in de Circulaire sanering waterbodems en de Richtlijn Nader Onderzoek voor Waterbodems (RINOWA) aangegeven hoe dit moet worden gekwantificeerd en is tevens aangegeven boven welke grenswaarde (criterium) sprake is van een onaanvaardbaar risico. Bij een geval van ernstige waterbodemverontreiniging kan er, volgens de huidige regelgeving, sprake zijn van een risico voor mens en ecosysteem als de verontreiniging aanwezig is in de bovenste laag van de waterbodem en de bovenzijde van de verontreinigde bagger in vrije verbinding staat met het bovenstaande water. Hetzelfde geldt voor het risico voor verspreiding naar het oppervlaktewater, waarbij dan ook sprake moet zijn van omstandigheden waaronder de waterbodem erodeert (hoge stroomsnelheid of ondiep bovenstaand water ten opzichte van kieldiepte of golfhoogte). Ook in situaties waarbij kwel kan zorgen voor opwaarts transport van opgeloste verontreinigingen, kan sprake zijn van risico voor verspreiding naar het oppervlaktewater.

Het risico voor verspreiding naar het grondwater is gerelateerd aan de blootstelling van de ondergrond aan de (onderzijde van) de verontreinigde baggerspecie. Wanneer het oppervlaktewater ter plekke infiltreert of wanneer er direct contact is tussen de verontreinigde baggerspecie en het watervoerende pakket, kan er sprake zijn van een risico voor verspreiding naar het grondwater.

In tabel 1 is schematisch weergegeven of en hoe effectief de verschillende te onderscheiden saneringswijzen zijn om de verschillende soorten risico’s weg te nemen of te verminderen.

Tabel 1. Effectiviteit van verschillende saneringsmaatregelen m.b.t. het elimineren/verminderen van de verschillende risico’s (++ is volledige eliminatie, + is duidelijke vermindering, - is enige vermindering, -- is geen vermindering).

 

Mens

Eco-systeem

Verspreiding opp. water

Verspreiding grondwater

1. Verwijderen

 

 

 

 

1a. Volledig verwijdering *

++

++

++

++

1b. Oppervlak onvolledig opgeschoond

-- tot +

-- tot +

- tot +

-- tot +

1c. Laagdikte onvolledig verwijderd

--

--

-

--

2. Afdekken

 

 

 

 

2a. Stimuleren natuurlijke sedimentatie

+

+

+

--

2b. Kunstmatig afdekken

++

++

++

--

* volledige verwijdering is tot op heden in de praktijk niet mogelijk gebleken.

Samenvattend: risicoreductie
Door de ontwikkeling van nieuwe beoordelingsmethoden vindt besluitvorming over waterbodemsanering plaats op basis van een risicobeoordeling. Zowel de bovenzijde als de onderzijde van de verontreinigde laag kan risico’s veroorzaken. Voor het beoordelen van de verschillende risico’s bestaan verschillende methoden en criteria. Binnen RWS wordt vooral beoordeeld volgens de Richtlijn Nader Onderzoek voor Waterbodems (RINOWA).

Als er sprake is van onaanvaardbare risico's, waardoor er sprake wordt van spoed om de verontreinigde waterbodem te gaan saneren, dienen met een sanering tenminste die onaanvaardbare risico's te worden weggenomen.Het is echter twijfelachtig of het alleen verwijderen/afgraven van verontreinigde baggerspecie altijd de beste saneringsmaatregel is om de risico’s voor mens, ecosysteem en oppervlaktewater te elimineren/reduceren. Wel is zeker dat volledige verwijdering in veel gevallen onmogelijk is, zodat door het sediment veroorzaakte risico’s door verwijderen alleen niet volledig kunnen worden weggenomen.
Afdekken van de verontreinigde waterbodem (al dan niet na gedeeltelijke verwijdering) lijkt, met betrekking tot risicoreductie, perspectief te bieden. Daarbij moet echter wel blijvende nazorg plaatsvinden. Om de risico’s voor verspreiding naar het grondwater te elimineren is afdekken daarentegen geen geschikte optie. Hiervoor is het zoveel mogelijk verwijderen de beste maatregel.
Het blijkt dat in de praktijk steeds vaker combinaties van verwijderen en afdekken (IBC) worden toegepast. Daardoor is nazorg vaker nodig en is de sanering niet altijd een eenmalige activiteit maar steeds vaker een blijvende.