Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Nazorg en beheer bodemsanering, voorbeeld toepassing risicoprofiel

Het ontwerp
In het ontwerp van een saneringssysteem waarmee een grondwaterverontreiniging door middel van doorspoelen wordt verwijderd, worden grondwateronttrekkingsmiddelen voorgesteld met een vacuümsysteem.
Uit de faalkansanalyse blijkt dat het zeer wel mogelijk is dat de grondwaterstand voor langere tijd – door seizoensinvloeden – beneden het niveau komt waarbij de vacuümbemaling niet werkt. Als gevolg hiervan kan gedurende langere tijd een niet-gewenste verspreiding van de grondwaterverontreiniging optreden. Dit is een situatie die niet acceptabel is. Om deze reden wordt nog in de ontwerpfase ervoor gekozen een onttrekkingssysteem toe te passen met onderwaterpompen in plaats van het vacuümsysteem.

Invulling van de nazorg
Op grond van het risicoprofiel van een saneringssysteem blijkt dat het onvoldoende functioneren van een bovenafdichting binnen korte tijd tot verspreiding van verontreinigingen kan leiden. Binnen korte afstand van de locatie zijn woningen gelegen waar blootstelling door uitdamping in een dergelijk geval zeer wel mogelijk is. Ter minimalisatie van dit risico wordt in de nazorg bijzondere aandacht besteed aan het functioneren van de bovenafdichting.
Uit een analyse van de lokale situatie en de gebruikte afdichtingsmaterialen blijkt dat de belangrijkste oorzaak die het functioneren van de bovenafdichtingen beïnvloedt het optreden van ongelijkmatige zettingen is. Om deze reden wordt de bovenafdichting gecontroleerd op het optreden van ongelijkmatige zettingen (visuele inspectie waarbij de afdichting met name op scheuren wordt gecontroleerd). Aanvullend kunnen eventueel objectgerichte metingen worden uitgevoerd (kruipruimtemetingen).

Risicoprofiel
Op basis van het risicoprofiel van het saneringssysteem en de betrouwbaarheid die door de verschillende partijen wordt vereist (bijvoorbeeld een verzekeraar, het bevoegd gezag, de initiatiefnemer), kan invulling worden gegeven aan het beheer.

In de praktijk wordt de faalkansanalyse op verschillende niveaus uitgewerkt. De twee uitersten zijn:

  • Risico’s zijn gekwantificeerd op basis van een rekenmodel. Een mogelijke invulling hiervan kan plaatsvinden door gebruik te maken van een ‘foutenboom’ (een methode die in de geotechniek wordt toegepast). Op basis van de faalkans van individuele gebeurtenissen kan de betrouwbaarheid van een totaalsysteem worden vastgesteld. Enkele voor- en nadelen van deze methode zijn:
    • de faalkans per gebeurtenis moet bekend zijn;
    • de resultaten zijn concreet te vertalen naar een controle- of monitoringsprogramma;
    • de ‘zwakste’ schakel in het systeem kan worden vastgesteld. In het meetprogramma kan hiermee rekening worden gehouden, waardoor de totale betrouwbaarheid van het systeem toeneemt tegen een minimale inspanning;
  • Risico’s zijn kwalitatief vastgesteld op basis van bijvoorbeeld expertise of ervaringscijfers. De resultaten van een dergelijke analyse (de kans is groot dat…, er moet rekening worden gehouden met…) zijn lastig te vertalen naar een controle- of monitoringsprogramma.

Zie ook literatuur A15, A18.