Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Nazorg IBC-saneringen, nazorgprogramma, beheerscyclus stap 1 controle en monitoring, controle functioneren fysiek isolatiesysteem

Controle en monitoring is een stap uit de nazorgbeheercyclus. De controle van het functioneren van het fysiek isolatiesysteemvormt hier een onderdeel van.

Doel en inhoud controle
De controle is erop gericht om vast te stellen of het aangebrachte IBC- systeem voldoet aan de ontwerpnorm. Het bepalen van de relevante aspecten gebeurt op basis van de functie van het betreffende systeemonderdeel. Voor aanvullende informatie zoek ook op controleaspecten of controlemogelijkheden.

Klik hier voor een voorbeeld van controlemetingen aan een bovenafdichting.

Gezien de complexe controle van onderdelen van het IBC-systeem wordt vaak volstaan met het controleren van het functioneren van het IBC-systeem in totaliteit. In feite wordt daarmee ook de hoofddoelstelling van de getroffen IBC-maatregelen gecontroleerd.

Afhankelijk van de omstandigheden kan er wel een noodzaak of behoefte zijn om toch op onderdelen het IBC-systeem te controleren. Deze omstandigheden kunnen zijn:

  • niet goed functioneren IBC-systeem: op basis van controles van het IBC-systeem in totaliteit blijkt het niet goed te functioneren. Door controles van individuele systeemonderdelen kan mogelijk de oorzaak van het niet goed functioneren worden achterhaald;
  • geplande preventieve vervanging systeemonderdelen: op het moment dat een systeemonderdeel volgens de planning preventief vervangen zou moeten worden, kan bijvoorbeeld uit overwegingen van kosten worden besloten het functioneren van het desbetreffende systeemonderdeel te controleren en het moment van vervangen, indien dit acceptabel is, uit te stellen.

De rollen
De initiatiefnemer is in principe verantwoordelijk voor het uitvoeren van de controles. In de praktijk besteedt deze het uitvoeren hiervan vaak uit aan een andere partij.
Het bevoegd gezag kan op basis van de beschikking op het saneringsplan de handhaving invullen.

De werkwijze
De meest toegepaste controlemiddelen zijn:

  • controle onttrekkingsdebiet: teneinde afwijkingen ten opzichte van het ingeregelde beheersdebiet te kunnen vaststellen. Controlemiddel: debietmeter. Het is belangrijk om de debietmeter regelmatig te ijken en tevens alert te zijn op het mogelijk aanzuigen van lucht. Door het aanzuigen van lucht geven de debietmeters namelijk hogere debieten weer, dan wekelijk wordt onttrokken.
  • controle grondwaterstanden: om na te gaan af er sprake is van een toestroming naar het geïsoleerde gebied. Controlemiddel: peilbuis en periodieke opname of datalogger. Het functioneren van geohydrologische isolatiemaatregelen kan in het algemeen goed worden gecontroleerd aan de hand van grondwaterstandsmetingen. Uit een analyse hiervan kan worden afgeleid of de gewenste horizontale en/of verticale toestroming is gerealiseerd. Een aandachtspunt hierbij is dat in een zeer goed doorlatend watervoerend pakket controle vaak niet kan plaatsvinden op basis van grondwaterstandmetingen. In deze situatie zullen grondwaterkwaliteitsmetingen uitsluitsel moeten geven over het functioneren van de geohydrologische isolatie. Het verdient de aanbeveling om de peilbuizen regelmatig te controleren op verstopping of de aanwezigheid van drijflagen, waardoor grondwaterstanden niet meer nauwkeuring kunnen worden waargenomen;
  • visuele inspectie: het onvoldoende functioneren van bovenafdichtingen kan vaak door middel van visuele inspectie (vegetatie, scheuren, enzovoort), controle afvoer drainagesysteem, zettingsmetingen, enzovoort worden vastgesteld;
  • kwaliteitsbeoordeling afdichtingslaag: door een deel van de afdichtingslaag vrij te graven, te inspecteren en te bemonsteren/analyseren kan een afdichtingslaag op kwaliteit worden beoordeeld;
  • controle grondwaterkwaliteit; voor aanvullende informatie zoek ook op controleaspecten.

In de praktijk blijkt dat de controle van het functioneren van de isolatiemaatregelen complex is, omdat deze vaak alleen met indirecte waarnemingen kan plaatsvinden. Dit geldt met name voor aangebrachte verticale afdichtingen, omdat deze niet of nauwelijks meer bereikbaar zijn.

Indien een verticale afdichting wordt aangebracht, worden de controlepeilbuizen vaak direct achter de afdichting geplaatst. Dit zijn niet per definitie de meest optimale locaties omdat op deze wijze alleen zeer lokale lekken kunnen worden gedetecteerd. Wanneer rondom de locatie een bredere zone beschikbaar is voor de controle, kunnen de peilbuizen op grotere afstand van het geïsoleerde gebied worden geplaatst waardoor de betrouwbaarheid van het controlesysteem groter is. De nadelen hiervan zijn dat mogelijk als gevolg van verdunning geen verhoogde gehalten meer kunnen worden gemeten en het aspect tijd: voordat een lekkage in de verticale afdichting kan worden geconstateerd, is enige tijd verstreken en heeft verspreiding reeds opgetreden.

Klik hier voor de tabel “Controlewerkzaamheden verticale afdichting”