Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Nazorg IBC-saneringen, praktijkvoorbeeld: geohydrologische en civieltechnische isolatie brongebied met horizontale drains en een betonverharding

Aanvangssituatie nazorg en organisatie
De locatie heeft een oppervlakte van 1,2 ha en is gelegen in landelijk gebied. Het betreft een met een circa 4 m dikke zandlaag opgehoogd terrein. Hieronder wordt een holoceen klei/veenpakket aangetroffen. Het terrein is gedurende 15 jaar in gebruik geweest als autosloopterrein. De grond en het grondwater zijn verontreinigd met zware metalen, vluchtige aromaten en minerale olie.
Op de locatie is als gevolg van de aanwezige omstandigheden voor een maatwerkoplossing gekozen door in de ophooglaag een horizontaal drainagesysteem aan te brengen. Met behulp van dit drainagesysteem wordt een peilverlaging in het gebied en daarmee een kwelsituatie gerealiseerd.
Op maaiveld is een bovenafdichting bestaande uit betonnen platen aangebracht. Na sanering is de locatie weer ingebruikgenomen als autosloopterrein. De onderliggende bodem is beperkt zettingsgevoelig.

De sanering is gefinancierd door de eigenaar van de locatie, die tevens het beheer van het autosloopterrein voert. Voor de uitvoering van de monitoring, toetsing en evaluatie heeft de beheerder een adviesbureau in de arm genomen. Terreindelen worden verhuurd aan de autoslopers.

Het nazorgprogramma
Stap 1: controle en monitoring
De controle is gericht op het instandhouden van de bovenafdichting en het horizontaal drainagesysteem.
Voor de controle van de kwaliteit van de bovenafdichting en het horizontaal drainagesysteem worden door de beheerder van het terrein de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • een jaarlijkse visuele inspectie. Een checklist ten behoeve van de jaarlijkse visuele inspectie omvat de volgende punten (voor aanvullende informatie zoek ook op checklist nazorg- of beheerplan):
    • de aanwezigheid van scheuren in de betonnen bovenafdichting;
    • de kwaliteit van de vulling van de dilatatievoegen;
    • de aanwezigheid van opstallen of auto’s die een te grote belasting geven op de betonafdichting;
    • eventuele schade aan putten/putdeksels van het horizontaal drainagesysteem;
    • eventuele schade aan peilbuizen van het monitoringsmeetnet;
  • het controleren van de pompen en de debietmeters van het aanwezige drainagesysteem;
  • het meten van de freatische grondwaterstanden op een tiental plaatsen binnen het beheergebied.

Om eventuele verspreiding via de ophooglaag te controleren is rondom het terrein een monitoringsmeetnet geïnstalleerd. De onderlinge afstand tussen de peilbuizen bedraagt 50 m. De peilbuizen van het monitoringsmeetnet worden jaarlijks bemonsterd. De grondwatermonsters worden geanalyseerd op de vastgestelde tracer-parameter(s): BTEX en minerale olie.

In het kader van het onderhoud worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

  • de aanwezige horizontale drains worden eenmaal per jaar doorgespoten;
  • het eenmaal per jaar schoonmaken en smeren van de pompen.

Gezien de verwachte levensduur (> 50 jaar) in relatie tot de periode dat het terrein nog in gebruik zal zijn als autosloopterrein (maximaal 50 jaar), wordt geen vervanging voorzien.

Wel zal het drainagesysteem in de ophooglaag moeten worden vervangen. Aangezien dit drainagesysteem relatief schoon kwelwater afvoert, wordt uitgegaan van een levensduur van 25 jaar. Om het drainagesysteem te kunnen vervangen zal de verharding ter plaatse van de drainagestroken moeten worden verwijderd en vervangen.

Stap 2: toetsing
De resultaten van de controle- en monitoringsmetingen worden getoetst aan vastgestelde referentiekaders:

  • De gemeten onttrekkingsdebieten worden getoetst aan het na afloop van de inregelfase vastgestelde beheersdebiet van 8 m3/uur.
  • De gemeten grondwaterstanden worden getoetst aan het gewenste beheerpeil van NAP –0,50 m.
  • De gemeten gehalten worden getoetst aan de vastgestelde signaalwaarde(n) voor de tracer-parameter(s).
  • Indien overschrijding van de signaalwaarden optreedt, vindt na circa een maand een 1e en eventueel 2e herbemonstering plaats.
  • Indien de gehalten de actiewaarden overschrijden, zal een analyse moeten plaatsvinden van de oorzaak en de gevolgen van deze overschrijding.

Op basis van bovenstaande toetsingen kan worden geconstateerd of er sprake is van (structurele) afwijkingen.

Stap 3: evaluatie
In de stap evaluatie worden de geconstateerde afwijkingen geanalyseerd. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:

  • Wat is de oorzaak van de afwijking?
  • Welke gevolgen kan de afwijking hebben?
  • Is het noodzakelijk om curatieve maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen zijn mogelijk en welke maatregel is het meest wenselijk?
  • Is het wenselijk om preventieve maatregelen te treffen? Zo ja, welke?

In onderstaande tabel staat een aantal mogelijke afwijkingen met oorzaken en mogelijke curatieve en preventieve maatregelen.

Afwijking

Mogelijke oorzaak

Mogelijke curatieve maatregelen

Mogelijke preventieve maatregelen

debiet hoger dan 12 m3/ uur, grondwaterstand = beheerpeil

lekkage door bovenafdichting

herstel/vervanging bovenafdichting

 

debiet te laag, grondwaterstand ≥ beheerspeil+0,25 m

pompen onvoldoende capaciteit

vervanging pompen

frequenter onderhoud pompen

debiet hoger dan 12 m3/ uur, grondwaterstand ≤ beheerspeil –0,25 m

minder kweltoestroming (droge periode)

beheerdebiet verlagen

frequentere controle grondwaterstand

Uit de jaarlijkse evaluatie van het uitgevoerde onderhoud concludeert het adviesbureau dat de pompen meerdere malen per jaar moeten worden vervangen, omdat er steeds zand in de pompen komt. Indien er geen zand bij de pompen zou komen, zou de levensduur circa 5 jaar zijn.
De gevolgen zijn als volgt:

  • storingsmeldingen treden regelmatig op waardoor op de locatie een inspectie dient te worden uitgevoerd;
  • er bestaat een reële kans op het optreden van een ongewenste stijging van het freatisch grondwater en daarmee op omhoogdrukken of opvriezen van de betonafdichting.

Op basis van de uitgevoerde evaluatie wordt aan de beheerder van het autosloopterrein geadviseerd modificaties aan het onttrekkingssysteem door te voeren: het aanbrengen van een zandvang in de drainageputten en het eenmaal per jaar verwijderen van het zand in de zandvang. De kosten hiervan zijn ruimschoots lager dan de kosten voor de frequente inspecties en de te snelle vervanging van de pompen. Ook is het systeem betrouwbaarder geworden, doordat de kans op het optreden van blootstelling door uitdamping is gereduceerd.

In overleg met de adviseur besluit de initiatiefnemer het advies op te volgen. De initiatiefnemer informeert het bevoegd gezag over de voorgestelde wijziging van het systeem en geeft vervolgens opdracht aan het adviesbureau de modificaties door te laten voeren.
Na uitvoering van de modificaties rapporteert het bureau de uitgevoerde modificaties (waaronder een revisietekening).

Stap 4: bijsturing en onderhoud
Het adviesbureau adviseert aan de initiatiefnemer om controle en onderhoud aan te passen aan de modificaties:

  • de frequentie waarmee inspecties dienen te worden uitgevoerd, kan worden gereduceerd;
  • de vervangingstermijn van de pompen kan worden aangepast naar de oorspronkelijke termijn van 5 jaar;
  • elk jaar dient het zand uit de zandvang te worden verwijderd.

De handhaving door het bevoegd gezag vindt extensief plaats door middel van locatiebezoeken.

Calamiteitenplan
Er is geen calamiteitenplan vanwege de volgende redenen:

  • de beperkte directe risico’s ingeval van falen, bijvoorbeeld uitval peilbeheersingssysteem, grotere lekkage door bovenafdichting;
  • de dagelijkse aanwezigheid van de beheerder op de locatie;
  • de meldingsplicht van de verhuurders.

Financieringsplan
De in het kader van de nazorg uit te voeren activiteiten worden gefinancierd vanuit de opbrengsten vanuit het beheer van de locatie (voor aanvullende informatie over verhuuropbrengsten zoek op financiële planning).

Communicatieplan
In het communicatieplan zijn de volgende onderdelen opgenomen om gebruikers van de locatie te informeren over de geldende gebruiksbeperkingen:

  • de toekomstige huurders worden geïnformeerd via het huurcontract;
  • de huidige huurders van de locatie krijgen jaarlijks een brief van het grondbedrijf waarin staat aangegeven welke gebruiksbeperkingen gelden;
  • de huurders hebben een meldingsplicht voor afwijkende situaties (scheuren in de betonplaten);
  • de nutsbedrijven, die kabels en leidingen in het gebied hebben, worden door de beheerder geïnformeerd over de meldingsplicht voor werkzaamheden en de te treffen veiligheidsmaatregelen. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden moet altijd contact worden opgenomen met de beheerder.