Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Nazorg IBC-saneringen, praktijkvoorbeeld: geohydrologische en civieltechnische isolatie van brongebied

Aanvangssituatie nazorg en organisatie
De locatie is gelegen in landelijk gebied. De locatie betreft een voormalige zandwinput. In de jaren 1968 en 1969 is hier over een oppervlakte van circa 5 ha zand gewonnen tot een diepte van maximaal 15 m beneden maaiveld. De locatie is van 1970 tot 1986 in gebruik geweest als stortplaats voor huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen.
De locatie is omgeven door landbouwgebied, waar zich diverse veedrenkputten bevinden. Op een afstand van circa 100 m benedenstrooms is een waardevol natuurgebied gelegen dat wordt gevoed door kwelwater.

In de nabije omgeving van de locatie wordt vanaf maaiveld een 2 à 4 m dikke kleilaag aangetroffen. Hieronder wordt tot een diepte van circa 15 m -mv matig grof zand aangetroffen (eerste watervoerend pakket). Aan de onderzijde van het eerste watervoerend pakket wordt een kleilaag met een dikte van circa 10 m aangetroffen. Deze kleilaag is continu aanwezig. Ter plaatse van de voormalige stortplaats is de kleilaag en het eerste watervoerend pakket (gedeeltelijk) ontgraven.

De voormalige stortplaats wordt aan de bovenzijde afgedicht met een bovenafdichting, achtereenvolgens bestaande uit:

  • een uitvul/steunlaag met een dikte van 0,30 m;
  • een afdichtende laag bestaande uit een zand-bentonietpolymeer (circa 0,08 m);
  • een drainagelaag bestaande uit een 0,30 m dikke laag goed doorlatend zand met daarin opgenomen een drainagesysteem;
  • een gebruikslaag met een dikte van 0,80 m.

Rondom de stortplaats is een verticale afdichting (slurry-foliewand) aangebracht. Binnen het afgeschermde gebied wordt een geohydrologisch isolatiesysteem, bestaande uit verticale bronnen, geïnstalleerd. Op basis van de resultaten van de inregelfase wordt het beheerdebiet ingesteld op 6 m3/uur.

De gesaneerde locatie is na sanering ingericht en ingebruikgenomen als golfterrein.

Nazorgprogramma
Stap 1: controle en monitoring
De controle is gericht op het instandhouden van het geïnstalleerde isolatiesysteem (voor aanvullende informatie zoek ook op controle-, onderhouds- en vervangingswerkzaamheden).

Controlewerkzaamheden

Frequentie

Aandachtspunten

visuele inspectie golfterrein

jaarlijks

naleven gebruiksbeperkingen (beplanting)

beschadiging putten hemelwaterdrainagesysteem

waterbalans

in geval van afwijkende beheerdebieten

onzekerheden in verschillende lekstromen en debietmetingen

dikte gebruikslaag

1/10 jaar

op kritieke punten

meten potentiaalverschil over slurry- foliewand

4 x per jaar

 

inspectie technische staat verticale onttrekkingsbronnen

1 x per jaar

 

Om de eventueel optredende verspreiding te controleren worden de peilbuizen van het monitoringsmeetnet jaarlijks bemonsterd. De grondwatermonsters worden geanalyseerd op de vastgestelde tracer-parameter(s).

In het kader van het onderhoud worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

  • de in de drainagelaag aanwezige horizontale drains worden eenmaal per twee jaar doorgespoten;
  • regenereren verticale bronnen en schoonmaken zandvang eenmaal per jaar;
  • doorspuiten afvoerleidingen eenmaal per 5 jaar;
  • reinigen en smeren pompen (eenmaal per jaar);
  • schoonmaken debietmeter (eenmaal per jaar).

Voor de bovenafdichting en de verticale afdichting wordt uitgegaan van een vervanging over 50 jaar.

Stap 2: toetsing
De resultaten van de controle- en monitoringsmetingen worden getoetst aan vastgestelde referentiekaders:

  • de gemeten gehalten worden getoetst aan de vastgestelde signaalwaarde(n) voor de tracer-parameter(s);
  • indien overschrijding van de signaalwaarden optreedt, vindt na circa een maand een 1e en eventueel 2e herbemonstering plaats;
  • indien de gehalten blijvend de signaalwaarden overschrijden, zal een analyse moeten plaatsvinden van de oorzaak en de gevolgen van deze overschrijding.

Op basis van bovenstaande toetsingen kan worden geconstateerd of sprake is van (structurele) afwijkingen.

Stap 3: evaluatie
In de stap evaluatie worden de geconstateerde afwijkingen geanalyseerd. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:

  • Wat is de oorzaak van de afwijking?
  • Welke gevolgen kan de afwijking hebben?
  • Is het noodzakelijk om curatieve maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen zijn mogelijk en welke maatregel is het meest wenselijk?
  • Is het wenselijk om preventieve maatregelen te treffen? Zo ja, welke?

Stap 4: bijsturing en onderhoud
Uit de meetresultaten is gebleken dat het gewenste potentiaalverschil van 0,25 m structureel niet wordt bereikt als gevolg van lagere grondwaterstanden buiten het afgeschermde gebied (lange termijn weersinvloeden). Besloten wordt het onttrekkingsdebiet te verhogen tot 7 m3/ uur.

  • Verhogen frequentie van het meten van potentiaalverschil over slurry-foliewand naar maandelijks

Calamiteitenplan
De belangrijkste mogelijke calamiteit is het optreden van verspreiding naar de omgeving. Mogelijke corrigerende maatregelen zijn:

  • Verhogen beheerdebiet.
  • Vervanging slurry-foliewand.

Financieringsplan
De in het kader van de nazorg uit te voeren activiteiten worden gefinancierd door de eigenaar van de locatie.

Communicatieplan
Communicatie over de resultaten van het nazorgprogramma vindt plaats met:

  • het bevoegd gezag;
  • de stichting die het natuurgebied beheert.