Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Sturing bij in situ saneringen, beheerprogramma, beheercyclus stap 1, Inregelfase en beheerplan

De aanleg van het saneringssysteem levert meer kennis op met betrekking tot de verontreinigingssituatie. De ervaringen die worden opgedaan tijdens de inregelfase, moet worden gebruikt om een controle uit te voeren van het ontwerp van het systeem. In het verslag van de inregelfase wordt opgenomen:

  1. Wat weten we van de situatie van bodem en verontreiniging na afloop van de inregelfase?
  2. Is een wijziging van het voorspelde verloop van de sanering en de uiteindelijke saneringsdoelstelling noodzakelijk, en zo ja, op welke wijze?

Bij vraag 1 wordt informatie verwerkt van boorbeschrijvingen, chemische analyses en veldwaarnemingen, in aanvulling op voorafgaande onderzoeksrapportages. Het resultaat is een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de nul- of beginsituatie van de in situ sanering.
Bij vraag 2 wordt met werkelijke metingen en waarnemingen aan een actief systeem opnieuw een voorspelling van het saneringsverloop gedaan. De voorspellingen uit het saneringsplan, die gebaseerd zijn op schattingen, kunnen hiermee worden verbeterd.

Ten slotte worden de ervaringen van de inregelfase en de verbeterde voorspelling van het saneringsverloop opgenomen in het aangepaste beheerplan. De beheerfase kan beginnen als het aangepaste beheerplan in overleg met het bevoegd gezag wordt goedgekeurd.