Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Sturing bij in situ saneringen, beheerprogramma, beheercyclus stap 1, controle en onderhoud

Meten en monitoring is een stap uit de beheercyclus van in situ saneringen. Controle en onderhoud vormt hier een onderdeel van.

Doel en inhoud
De controle en onderhoud van het systeem zijn gericht op het blijvend goed functioneren van het systeem. Daartoe moet de fysieke infrastructuur in goede conditie zijn, én moet de registratie van debieten, drukken, enzovoort betrouwbaar zijn. Onderdeel van het controleprogramma is ook de directe controle van vergunnings- en emissie-eisen. Controle heeft een relatie met het onderdeel toetsen en evaluatie. De controle heeft betrekking op die aspecten die direct in het veld waarneembaar zijn en een directe aanpassing behoeven conform ontwerp.
Trendmatige afwijkingen moeten echter worden geëvalueerd en eventueel moet een systeemaanpassing volgen.

Voor de fysieke conditie en het functioneren is daarom periodieke controle, onderhoud en eventueel bijsturing noodzakelijk. De controleaspecten en controlemogelijkheden zijn gerelateerd aan de functie voor de volgende voorzieningen/technieken:

  • onttrekkings- en infiltratiemiddelen;
  • besturingsunits;
  • monitoringsvoorzieningen;
  • pompen en doseringen;
  • afdichtingen.

De werkwijze
In het onderhoudsprogramma wordt aangegeven hoe het onderhoud van de fysieke systeemonderdelen en controle- en sturingsmaatregelen dient te worden uitgevoerd.

Indien blijkt dat bepaalde fysieke elementen frequenter onderhoud nodig hebben dan gepland, is het zinvol om bij de evaluatie na te gaan wat de oorzaak is. Het moment van vervanging van systeemonderdelen kan worden ondergebracht in het activiteitenschema, dit voorkomt dat systeemonderdelen te laat worden vervangen en het saneringsrendement achteruitgaat.

Fijnregeling of continue bijsturing
In het onderhoudsprogramma is ook bijsturing een aandachtspunt. Periodieke of continue controles moeten duidelijk maken dat ingestelde systeemvariabelen niet verlopen of gaan afwijken. Bijsturing is duidelijk verschillend van sturing, waarbij bewust andere debieten en dergelijke worden gekozen. Bijsturing is bijvoorbeeld nodig om stijghoogten en drukken constant te houden. De mate waarin moet worden bijgestuurd, wordt geëvalueerd en kan aanleiding zijn tot ingrijpendere sturing of systeemaanpassing (voor aanvullende informatie zoek ook op sturing).
Voor extensieve gevallen zal in veel situaties gebruik worden gemaakt van Programmable Logistic Controllers (PLC’s). Een dergelijk geautomatiseerd besturingssysteem kan continu de meetwaarden controleren en is in staat direct correcties door te voeren. Ook de werking van de PLC dient van tijd tot tijd te worden gecontroleerd.