Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Sturing bij in situ saneringen, beheerprogramma, beheercyclus stap 2, toetsing meetgegevens

Toetsing van de meetgegevens is een stap uit de nazorgbeheercyclus (zie onderstaande figuur). Hierbij worden de meetresultaten van de controle en monitoring vergeleken met het voorspelde verloop van de sanering.

Doel, inhoud en werkwijze
Tijdens de stap toetsing worden de meetresultaten vergeleken met het voorspelde saneringsverloop. Dit verloop dient als referentiekader.

Of aan vergunningscriteria wordt voldaan en of debieten en stijghoogten afwijken, wordt uitgevoerd als onderdeel van de controle en onderhoud van een sanering.

Referentiekader
De af te spreken saneringsdoelstelling moet duidelijk meetbaar, toetsbaar en haalbaar zijn. In het verlengde van de gewijzigde wet bodembescherming wordt de saneringsdoelstelling opgebouwd uit:

  • eisen ten aanzien van onacceptabele risico’s, geschiktheid functie of overeengekomen pluimgedrag (bv. stabiele eindsituatie en dus beperking nazorg), dus géén concentraties
  • verwachtingen behorende bij de overeengekomen inzet van middelen, doorgaans uitgedrukt in concentraties, tijdsduur of vrachtverwijdering

Om de saneringsdoelstelling te kunnen controleren wordt een referentiekader opgesteld. De referentiekader bestaat uit een modelmatige voorspelling van de ontwikkeling van de concentratieverlopen en de verschuiving van de verontreinigingscontouren als gevolg van de voorgestelde saneringsaanpak. Het saneringsverloop wordt getoetst aan het referentiekader. Afhankelijk van de specifieke situatie is de keuze voor een van beide of zijn wellicht beide nodig. Een voorspelling aan de hand van de hoeveelheid verwijderde vracht is onbetrouwbaar. Daarvoor is de hoeveelheid vracht bij aanvang een te onzekere factor [zie literatuurverwijzing M2].
Aan het op te stellen referentiekader moet ook een bandbreedte of toelaatbare spreiding worden toegekend. De reactie van een verontreiniging in een complex bodemsysteem zal namelijk nooit exact kunnen worden voorspeld. Het is dan ook niet mogelijk om op meetpuntniveau een exacte eindconcentratie te voorspellen. Wel kan een eindwaarde worden genoemd voor een bepaald gebied in de pluim (bijvoorbeeld aan het front ten behoeve van het vaststellen van de stationariteit of nabij de bron ten behoeve van de nalevering) of van de hele pluim (ten behoeve van het vaststellen van het saneringsverloop in het kader van verwijdering) met een bijbehorende spreiding.

Tijdens de sanering moet een praktisch en eenvoudig instrument beschikbaar zijn ter toetsing van de voortgang. Er kan gekozen worden voor een gemiddelde concentratieafname of een procentuele voortgang (concentratiemetingen omgezet naar een procentuele voortgang ten opzichte van de eindsituatie). In beide gevallen is de saneringsprognose daarbij een curve. Twee andere curven geven de toelaatbare spreiding aan. Deze benadering maakt het ook mogelijk om in te schatten of een beoogd pluimgedrag wordt benaderd. Indien de curve overduidelijk afvlakt en het eindeffect van voortgezette actie beperkt blijkt, kan sprake zijn van een stabiele eindsituatie en reden voor het beëindigen van de sanering voordat de getalsmatige norm is bereikt. Het omgekeerde is echter ook mogelijk. Bij het bereiken van de norm kan nog duidelijk sprake zijn van een zeker saneringsrendement. In de eerste situatie moet een definitieve beslissing over het kunnen beëindigen van de sanering worden genomen op basis van een goed inzicht van het gedrag van het front van de pluim onder mogelijk voorkomende situaties.

Klik hier voor voorbeelden van toetsing verloop in situ sanering.

Toetsing zonder getalsmatig vastgelegde normen
In veel gevallen zal door het heterogene karakter van bodem en de benodigde tussentijdse bijsturingen het vastleggen van exacte waarden niet mogelijk zijn. Op meetpuntniveau worden aanwijzingen verkregen voor bijsturing of intensivering van het systeem, op systeemniveau wordt het saneringsverloop bepaald en geëxtrapoleerd naar de verwachte saneringsduur. De saneringsduur wordt afgezet tegen de vooraf ingeschatte duur (voor aanvullende informatie zoek ook op biorestauratie bron en pluim).

Afwijkingen
Er is sprake van afwijkingen als de meetresultaten niet meer binnen de gestelde marges vallen. Voor "Beheer In situ Maatregelen" worden vervolgens de volgende vragen actueel:

  1. Is de afwijking structureel of incidenteel (bijvoorbeeld seizoensinvloeden)? Voordat consequenties worden getrokken, kan door herhaalde metingen worden vastgesteld of daadwerkelijk sprake is van een afwijking.
  2. Is een oorzaak aanwijsbaar op basis van de waarnemingen (restverontreiniging)?
  3. Is de afwijking toelaatbaar?

In onderstaande figuur wordt de toetsing geschetst in relatie tot de overige onderdelen van beheer.

De rollen
De toetsing gebeurt door het adviesbureau of de initiatiefnemer.