Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Sturing bij in situ saneringen, gevalsspecifieke inventarisatie beheerprogramma

Onderstaand is een gevalsspecifieke inventarisatie gegeven voor het beheerprogramma van een in situ sanering.

Gevalsspecifieke inventarisatie (persluchtinjectie) m.b.t. het beheerprogramma

  • Alle systeemonderdelen moeten regelmatig worden gecontroleerd op hun werking en zo nodig worden gerepareerd en vervangen. Voor onttrekkingen en infiltraties geldt dat ze op gezette tijden moeten worden schoongemaakt of geregenereerd.
  • In de evaluatierapportage van de aanleg is het definitieve monitoringsplan opgenomen. Conform dit plan worden de metingen aan peilbuizen en lucht- of waterstromen uitgevoerd.
  • De monitoringsresultaten worden verwerkt in tussentijdse evaluatieverslagen en bij toenemende omvang verwerkt in een database. Zowel de verslagen als de database moeten het mogelijk maken om goed inzicht te verkrijgen in de staat van de bodem en de voortgang van de sanering.
  • De monitoringsresulaten kunnen inzicht geven in:
    • de milieucondities, zuurstofgehalte, redox, enzovoort;
    • de mogelijke nalevering van restverontreinigingen uit de oorspronkelijke bron;
    • het gemiddeld concentratieverloop in geval van verwijdering;
    • het verloop van de processen (aard en snelheid afbraak of vervluchtiging);
    • het gemiddeld gedrag van de pluim;
    • uitstraling naar de omgeving, grondwaterstandsdalingen of luchtemissies;
    • limiterende factoren, bijvoorbeeld dreigend gebrek nutriënten;
    • milieukwaliteit of toxiciteit.
  • Op regelmatige basis worden de monitoringsresultaten vergeleken met de verwachtingen. Indien blijkt dat een van bovenstaande zaken niet verloopt zoals verwacht, is sturing of optimalisatie nodig.
  • Systeemaanpassingen zijn nodig als niet voldoende flexibiliteit in het systeem is ingebouwd om het werkelijke verloop af te stemmen met de voorspelde waarden.
  • De continue sturing van de luchtstromen en de ongecontroleerde dispersie van lucht in een verzadigd systeem vraagt een continue monitoring van stijghoogten en tijdige verandering van injectiedebieten. Met name bij dynamische grondwatersystemen nabij zee of rivieren is een snelle interactie noodzakelijk.