Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Asfalt(beton), teerhoudend asfalt en asfaltgranulaat

Asfalt(beton)

Asfaltgranulaat

Asfalt(beton), is een mengsel van mineraal aggregaat, een bitumineus bindmiddel en eventuele toeslagstoffen. Het mineraal aggregaat bestaat uit een stapeling van granulaire steenachtige materialen van verschillende aard en afmetingen. Het bindmiddel bitumen is een zware fractie aardolie. Er worden diverse toeslagstoffen gebruikt:

  • vulstoffen (met korrelgrootte < 63 mm, bijvoorbeeld vliegas, kalksteenmeel),
  • hulpstoffen (zoals afdruipremmende stoffen (cellulosevezel))
  • hechtverbeteraars (kalkhydraat)
  • rheologisch gedrag beïnvloedende stoffen (zoals polymeren en rubbers).

Asfaltgranulaat wordt verkregen door het breken van asfaltpuin (verkregen door sloop van bitumineuze verhardingen) of door het frezen van bitumineuze wegverhardingen of dijkbekledingen. Het warm hergebruiken van asfaltgranulaat in asfalt is de meest hoogwaardige en duurzame manier om asfaltgranulaat opnieuw te gebruiken. Het met asfaltgranulaat geproduceerde asfalt heeft dezelfde eigenschappen als conventioneel asfalt. Asfaltgranulaat kan worden gebruikt bij de productie van grindasfaltbeton, steenslagasfaltbeton en open- en dicht asfaltbeton. Asfalt met asfaltgranulaat wordt in alle aspecten gelijkgesteld aan conventioneel asfalt. Met asfaltgranulaat als hoofdbestanddeel kunnen de volgende producten gemaakt worden:

  • Asfaltgranulaatcement (AGRAC): een homogeen mengsel van asfaltgranulaat, natuurlijk zand, cement en water.
  • Asfaltgranulaatemulsiecement (AGREC): een homogeen mengsel van asfaltgranulaat, natuurlijk zand, (bitumen)-emulsie, cement en water.
  • Asfalgranulaatemulsie (AGREM): een homogeen mengsel van asfaltgranulaat, natuurlijk zand, (bitumen)emulsie en water.

Indien asfaltgranulaat meer dan 75 mg/kg PAK-10 (VROM) bevat is er, op grond van Besluit bodemkwaliteit (Bbk; zie ook [Beleidsblad Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)]), sprake van teerhoudend asfaltgranulaat (TAG).Teerhoudend asfaltgranulaat mag sinds 2001 niet meer worden toegepast en volgens het Besluit Bodemkwaliteit ook niet worden hergebruikt. Waardoor thermische reiniging noodzakelijk is.

Leverancier

Eigenaren van werken (voornamelijk wegverhardingen van RWS, provinciale en gemeentelijke overheden)

Leveringsvorm

Granulaat en gebonden granulaat

Beschikbaarheid

2 Mton als recyclingproduct uit wegen

Toegepast in bepaalde gebieden

In de jaren zestig tot tachtig (vorige eeuw) werd teerkalkstabilisatie vaak als funderingsmateriaal toegepast op plaatsen waar stabiliseren van zand met cement niet mogelijk was vanwege een te hoog gehalte aan organische stof. Teerkalkstabilisatie, een mengsel van teer en kalk, is met name toegepast in Noord-Brabant en Limburg.

In de waterbouw zijn teerhoudende epoxy’s veel gebruikt voor het verduurzamen van oeverbeschoeiingen en op constructies. De wijze van verwijdering is minder goed te sturen dan bij asfaltlagen.

Vrijkomen

Asfaltgranulaat komt vrij bij:

  • het breken van asfaltverhardingen;
  • het frezen van asfaltverhardingen (profileren, vervangen, enz.);
  • het verwijderen asfaltbekledingen op oevers en dijken.

Eind jaren vijftig (vorige eeuw) heeft Rijkswaterstaat toepassing van teerhoudend asfalt gestaakt. Tot begin jaren tachtig (vorige eeuw) zijn nog wel oppervlakbehandelingen aangebracht, waarbij teerhoudende materialen zijn toegepast. Omdat zich nog grote hoeveelheden teerhoudende materialen in het wegennet van Nederland bevinden, is het onontkoombaar dat in de komende jaren veel TAG vrij zal komen bij onderhouds- en sloopwerkzaamheden aan wegen. Dit geldt zowel voor Rijkswegen als voor het secundaire wegennet.

Sinds 1997 is de toepassing van coatings, zoals teerepoxy, die PAK bevatten verboden.

In de wegenbouw komen de volgende typen teerhoudende materialen vrij:

  • Verhardingen, die een oppervlakbehandeling met teerbitumen als bindmiddel hebben ondergaan. Deze verhardingen vormen de grootste bron (mogelijk > 90%) van het vrijkomende teerhoudend asfaltbeton.
  • Opbreken oude wegverhardingen, die zijn aangelegd met teerhoudend asfaltbeton (incl. overlagingen). Hieronder vallen ook: penetratielagen waarin teer is gebruikt en oppervlakbehandelingen.
  • Reconstructiewerkzaamheden aan wegen (vooral in Noord-Brabant en Limburg is in het verleden veel teerkalkstabilisatie gebruikt).
  • Epoxyteerlagen bij stalen, houten en betonnen brugdekken.
  • Speciale mengsels, zoals carpave waaraan teer is toegevoegd.

Preventie

Door bij het aanleggen van asfaltbeton te kiezen voor de juiste samenstelling op basis van de gebruiksomstandigheden kan voorkomen worden dat (delen van) het asfalt vroegtijdig vervangen dient te worden. Op deze manier komt er minder frees- en breekasfalt vrij.

Teerhoudend asfalt bevat PAK. Voorkomen moet worden dat er een vermenging optreedt van teerhoudend en niet-teerhoudend asfalt. Sinds 2001 is ongereinigd hergebruik van teerhoudend asfalt niet meer toegestaan. Het thermisch reinigen van teerhoudendasfalt is dan ook opgenomen als minimum standaard in het [Landelijk afvalbeheerplan] (LAP). In de praktijk betekent dit dat het vrijkomende teerhoudende asfalt thermisch gereinigd moet worden. De thermische verwerkingscapaciteit voor teerhoudend asfalt is momenteel beperkt. Daarom is in veel gevallen tijdelijk opslaan van teerhoudend asfalt noodzakelijk. Teerhoudend asfalt mag sinds 1 januari 2001 niet meer worden toegepast en volgens het Bbk niet worden hergebruikt.

  • Het is zeer belangrijk dat teerhoudend granulaat gescheiden blijft van niet-teerhoudend granulaat. De gescheiden opvang moet "bij de bron", dus bij het opbreken of frezen van wegvakken, plaatsvinden. Het verwijderen van asfalt door middel van frezen verdient de voorkeur boven breken. Als in bepaalde lagen in de constructie teer als bindmiddel is gebruikt, kan op deze manier deze laag gescheiden worden van de rest en wordt hergebruik bevorderd.
  • Er zijn voldoende vervangende producten voor teer die toegepast kunnen worden in de wegenbouw.
  • Voor teerepoxy bestaan inmiddels alternatieve, teervrije kunststof slijtlagen.

Voorkom de vorming van asfalt afval

  • Overweeg of verhardingen wel moeten worden aangelegd
  • Overweeg of een ander materiaal kan worden toegepast, bijvoorbeeld elementverharding.
  • Het verwijderen van asfalt door middel van frezen verdient de voorkeur boven breken. Als in bepaalde lagen in de constructie teer als bindmiddel is gebruikt, kan op deze manier deze laag gescheiden worden van de rest en wordt hergebruik bevorderd.

Levensduurverlenging

  • Door bij het aanleggen van asfaltbeton te kiezen voor de juiste samenstelling op basis van de gebruiksomstandigheden kan voorkomen worden dat (delen van) het asfalt vroegtijdig vervangen dient te worden. Op deze manier komt er minder frees- en breekasfalt vrij.
  • Er zijn steeds meer technieken die de levensduur van asfalt verlengen. Dit wordt Levensduur Verlengend Onderhoud (LVO) genoemd. Bij deze technieken wordt al het asfalt van een rijbaan behandeld zodat het weer (enkele) jaren zonder problemen mee kan gaan.
  • Tijdige reparatie van lokale schades in een weg kunnen er ook toe lijden dat de gehele weg langer mee gaat.

Toepassen van gerecycled asfalt

Onderzoek

Voordat met de werkzaamheden aan een wegdek wordt begonnen dient men eerst vast te stellen of al dan niet sprake is van teerkalkstabilisatie of teerhoudende verhardingslagen. Op basis hiervan kan onderscheid worden gemaakt tussen niet-teerverdachte wegvakken en teerverdachte wegvakken. De niet-teerverdachte wegvakken worden voor de zekerheid nog steekproefsgewijs gecontroleerd op de mogelijke aanwezigheid van teer.

Voor de teerverdachte wegvakken geldt dat er eerst een globale inventarisatie wordt gemaakt van de omvang van de aanwezige hoeveelheid teerhoudend asfalt. Later wordt voor de daadwerkelijke uitvoering van een project meer nauwkeurig vastgesteld, waar en hoeveel teerhoudend asfalt er in het project aanwezig is. Naast historisch onderzoek is laboratoriumonderzoek van boorkernen noodzakelijk om het PAK-gehalte daadwerkelijk vast te stellen. De CROW-publicatie 210 “Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt” beschrijft concreet hoe er in de praktijk omgegaan moet worden met vrijkomend asfalt vanaf het moment dat een wegbeheerder een asfaltverharding geheel of gedeeltelijk wil verwijderen. Er is aandacht voor alles wat hierbij om de hoek komt kijken, van regelgeving tot technisch onderzoek en van bestek tot verwerking van het asfaltgranulaat. Daarnaast wordt in CROW-publicatie 210 een aantal wenken gegeven over de verwerking van (teerhoudend) asfalt. Hieraan is ook aandacht besteed in de externe linkBRL 9320.

Zie ook