Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Bouwstoffase baggerspecie

Hergebruik

Algemeen

Toepassing van baggerspecie valt onder het Besluit bodemkwaliteit (Bbk; zie ook [Beleidsblad Besluit bodemkwaliteit (baggerspecie)]) en er is vrijwel geen verschil in toepassingsmogelijkheden tussen grond en baggerspecie. Baggerspecie kan als onderhoudsbaggerspecie worden verspreid over aanliggende percelen of conform de regels voor grond worden toegepast als bodem.

Voor verwerkingstechnieken voor baggerspecie wordt verwezen naar het [onderdeel H van het Handboek bodemsanering op de bodemrichtlijn].

Nuttige toepassing

Baggerspecie kan direct worden toegepast op landbodems of in oppervlaktewater. Bij landbodems kan worden gedacht aan ophoging van terreinen, bij oppervlaktewater het herinrichten van plassen. Bij beide geldt het Besluit bodemkwaliteit als kader voor de kwaliteit.

Wanneer specifieke delen uit baggerspecie worden gewonnen, zoals zand of klei is er in de meeste gevallen sprake van bewerking. Dit valt onder verwerking, zie boven. Dit zand dient gekeurd te worden voor nuttige toepassing, zie [Grond (boor-)].

Voor de productie van zand door zandscheiding komt specie met een zandgehalte vanaf 50% à 60% (m/m) in aanmerking, zie hoorvoor ook [Zand].

Na rijping kan baggerspecie als klei worden toegepast binnen de GWW-sector zoals voor wegenbouw, aanleg van dijken, stortplaatsen, geluidswallen en terreinophoging. Als de bewerking binnen een inrichting is uitgevoerd, dient de gerijpte specie te worden gekeurd voorafgaande aan de toepassing (zie [Grond (boor-)]).

Verspreiden

Het Besluit bodemkwaliteit maakt het verspreiden van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen mogelijk. Daarmee is het verspreiden een nuttige toepassing als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Van belang is de toevoeging “met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang grenzende percelen”. Dit houdt in dat de relevantie van het opbrengen van de baggerspecie wordt gevormd door: “het in stand houden van de voor het bodemgebruik benodigde hoogteligging en verbetering van de bodemvruchtbaarheid”.

Het bepalen wanneer sprake is van ‘aangrenzend perceel’, is maatwerk, maar het is, volgens de bedoelingen van het Bbk, niet zondermeer beperkt tot het eerst of eerst volgende perceel met dezelfde eenheid of gebruiksfunctie.

Puntbronnen

Baggerspecie afkomstig uit de nabijheid van riooloverstorten is niet verspreidbaar. Deze overstorten worden als een puntbron aangemerkt. Puntbronnen of hotspots vallen buiten de reikwijdte van het toetsingskader verspreiden op het aangrenzende perceel. In de “Regeling bodemkwaliteit” is aanvullend beschreven dat baggerspecie die afkomstig is uit de omgeving van riooloverstorten, ongeacht de uitkomsten van toetsing aan de normen voor verspreiding, niet verspreidbaar is. Dit komt met name vanuit de zorg rondom de pathogene micro-organismen (virussen, bacteriën, parasieten), die risico’s geven voor weidevee en de kwaliteit voor het dierlijk product. De afstand ten opzichte van een riooloverstort is niet gekwantificeerd.

Opslag

Bij opslag wordt onderscheid gemaakt in:

Voor alle drie bovengenoemde gevallen geldt dat het verboden is om bouwstoffen, grond en baggerspecie voorafgaand aan nuttige toepassing, langer dan drie jaar op te slaan (met uitzondering van opslag in oppervlakte water; daarvoor geldt een maximum van 10 jaar). Indien er geen nuttige toepassing wordt voorzien geldt, afhankelijk van de vorm van de opslag, slechts een half (kortdurende opslag) tot één jaar (Activiteitenbesluit/Wabo).

Opslag van baggerspecie die niet voldoet aan de algemene regels van het Besluit bodemkwaliteit valt onder de Wabo.

Als gevolg van de 2e tranche van het Activiteitenbesluit is ook voor de opslag van baggerspecie tot bepaalde grenzen geen omgevingsvergunning milieu meer nodig. Ten hoogste 10.000 ton grond die voldoet aan de ontvangende bodemkwaliteit als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.

Vanaf 1 januari 2009 is voor het ontwateren van baggerspecie, waarvoor een vergunningplicht geldt op grond van artikel 8.1 van de [Wet milieubeheer], een erkenning vereist. Om een Kwalibo erkenning aan te vragen moet het depot gecertificeerd zijn volgens de BRL SIKB 7500 Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie en het SIKB-protocol 7511 ‘Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie’. Het doel van dit protocol is het waarborgen van de kwaliteit van de uitvoering van de bewerking van baggerspecie met eenvoudige technieken als landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding met sedimentatiebekken.

Het beschikken over een erkenning voor het bewerken van baggerspecie (ontwateren en rijpen) is alleen noodzakelijk in het geval er sprake is van een inrichting. Dit betekent dat voor zowel rijpingdepots van meer dan 10.000 m3 als depots van minder dan 10.000 m3 sprake is of kan zijn van erkenningplicht. Bij rijping in depots (tijdelijke opslag) die voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit is er geen sprake van een erkenningsplicht.

Transport

Het transport van verontreinigde baggerspecie moet vooraf aangemeld zijn bij de provincie. Sommige provincies hebben deze taak aan de gemeenten of een grondbank gedelegeerd. Om naleving van de regels administratief controleerbaar te maken, is een systeem met begeleidingsbrieven opgezet. Voor transport van natte baggerspecie worden vaak slingerschotten toegepast in de laadeenheden.