Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Bouwstoffen en afvalstoffen, Bermmaaisel/-schraapsel, slootveek, veegvuil, RKG- en ZOAB-slib

Vrijkomen

Bermmaaisel en slootveek komt vrij bij:

  • het maaien van bermen en taluds;
  • het onderhoud aan watergangen en waterpartijen;

Bermschraapsel komt vrij bij:

  • het verwijderen van de bovenste laag van de wegberm direct grenzend aan het wegdek.

Bermen van wegen worden vanuit verkeersveiligheid (voorkomen aquaplaning door stagnant wegwater) afgeschraapt. In dit geval wordt ter voorkoming van aquaplaning het berijdbaar houden van de naastgelegen wegberm de toplaag van de naastgelegen wegberm afgeschraapt (ook wel het roven van bermen genoemd). De frequentie is in sterke mate afhankelijk van de kwaliteit van het bermonderhoud, de vegetatie en het organisch stofgehalte. De richtlijnen voor het onderhoud van bermen van Rijkswegen zijn opgenomen in de Leidraad beheer groenvoorzieningen van Rijkswaterstaat.

Omdat het verwijderen van de toplaag van de bodem een aanzienlijke verstoring van de wegbermflora en -fauna teweegbrengt, is het uit ecologisch oogpunt gewenst om bermschrapen zo min mogelijk, en alleen op die plaatsen, waar het echt nodig is, uit te voeren.

De kwaliteit van het afstromende wegwater langs ZOAB-wegen is aanzienlijk (ca. 90%) beter dan langs niet-ZOAB-wegen. Aangezien bijna alle rijkswegen voorzien zijn van een ZOAB-deklaag, heeft dit een positieve invloed op de kwaliteit van de berm langs deze wegen. Dit heeft tot gevolg dat de milieuhygiënische kwaliteit van het berm langs ZOAB-wegen aanzienlijk beter is dan langs DAB-wegen.

  • Het beleid van Rijkswaterstaat om op grote schaal ZOAB als deklaag op snelwegen toe te passen wordt uit oogpunt van kosteneffectiviteit en milieurendement op die plaatsen als afdoende bronmaatregel gezien om de kwaliteit van afstromend wegwater langs die wegen te beïnvloeden. Overigens wordt afstromend wegwater nationaal niet als een groot probleem gezien. Vanuit de zorgplicht in het Besluit Lozingen buiten inrichtingen heeft Rijkswaterstaat – in overleg met IPO, Unie en VNG – een kader afstromend wegwater vastgesteld, waarin het uitgangspunt bodeminfiltratie is.
    • Uit onderzoek blijkt dat afstromend wegwater van wegen met een toplaag met een open structuur (ZOAB = Zeer Open Asfalt Beton) aanzienlijk beter is dan wegwater afkomstig van met een dichte toplaag (DAB = Dicht Asfalt Beton). Het toepassen van een ZOAB-toplaag wordt gezien als een zeer effectieve bronmaatregel ter voorkoming van milieueffecten. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat op wegen met een ZOAB-toplaag het zwevend stof (m.n. bandenslijpsel) wordt vastgelegd in de holle ruimte van de ZOAB, waardoor er nauwelijks verspreiding plaatsvindt door opspattend en verwaaiend regenwater. Bij ZOAB-wegen vindt 80% van de waterafvoer via verwaaiing/verdamping plaats en 20% door afstroming naar de berm. Voor wegen van dicht asfalt (DAB) geldt het tegenovergestelde (20% verwaaiing/verdamping en 80% afstroming). De holle ruimten van het ZOAB in de rijstroken wordt door een pompende werking van de autobanden opengehouden.
    • Voor de vluchtstrook is het noodzakelijk om deze jaarlijks te reinigen, om dichtslibben van de holle ruimten van het ZOAB te voorkomen en zo de horizontale afvoer van het afstromend wegwater door de ZOAB-toplaag te garanderen.
    • Bodeminfiltratie van afstromend wegwater in de naastgelegen wegberm verdient de voorkeur. Wanneer het om verkeerstechnische redenen noodzakelijk is om een bepaald wegvak te rioleren, zou het afstromend wegwater (als dit rederlijkwijs mogelijk is) via een zaksloot geïnfiltreerd kunnen worden in de bodem.
    • Zodra ook dit niet mogelijk is, zal het afstromend wegwater rechtstreeks geloosd moeten worden op de naastgelegen bermsloot. Hierbij wordt aanbevolen om de aanwezige putten en kolken van de riolering regelmatig te reinigen.
    • De kwaliteit van de wegberm bij een ZOAB-wegdek blijkt 15 jaar na aanleg niet tot zeer licht verontreinigd (80% schoon en 20% verontreinigd tot maximaal 3x AW).

RKG-slib komt vrij bij:

  • het leegzuigen van kolken: centrale opvangputten van rioleringsstelsels langs wegen;
  • het leegzuigen van pompkelders in tunnels;
  • slib afkomstig van gemalen;
  • zand afkomstig van de zandvangers van regionale waterzuiveringsinstallaties (rwzi’s).

ZOAB-slib komt vrij bij:

  • het reinigen van deklagen van Zeer Open Asfalt Beton (ZOAB).

Veegvuil komt vrij bij:

  • Het vegen van wegen, fietspaden en andere verharde oppervlakken, zoals parkeer- en verzorgingsplaatsen.

Onder veegvuil wordt verstaan het materiaal dat door vegen, met de hand of machinaal wordt verzameld van de straat. Het grootste deel van het veegvuil is afkomstig van gemeentelijke wegen binnen de bebouwde kom. De hoeveelheid veegvuil, die bij de Nederlandse gemeenten vrijkomt, wordt door het CBS geschat op 300.000 ton per jaar.

Sommige gemeenten beschouwen marktvuil en vuil afkomstig van openbare afvalbakken eveneens als veegvuil. Dit afval blijft in deze kaart buiten beschouwing.

Veegvuil, afkomstig van rijkswegen en provinciale wegen, wordt in hoofdzaak verzameld op de vluchtstroken en andere weinig bereden weggedeelten. De inzamelfrequentie is ca. 2 maal per jaar, maar kan per regio grote verschillen te zien geven.

De druk bereden weggedeelten worden niet geveegd, aangezien de turbulentie die het verkeer veroorzaakt een reinigende werking heeft.

In de herfst komt met het veegvuil een aanzienlijke hoeveelheid bladafval vrij. Het probleem van dit afval is enerzijds dat zandrecyclingbedrijven het niet accepteren vanwege de grote hoeveelheid organisch materiaal en anderzijds dat composteerbedrijven evenmin het afval accepteren, omdat de in het veegafval aanwezige verontreinigingen de kwaliteit van het compost te zeer nadelig beïnvloeden.

Preventie

Zwerfvuil

Het inzamelen van zwerfvuil dat meestal meerdere malen per jaar plaatsvindt, kan in ieder geval ook het beste direct voorafgaand aan het maaien plaatsvinden. Daarmee wordt zo veel mogelijk voorkomen dat het maaisel vermengd raakt met zwerfvuil waardoor de kans op verontreiniging van het maaisel afneemt en de hergebruikmogelijkheden toenemen. Er zijn goede ervaringen opgedaan met de zwerfvuilzuiger, waarmee voor een maaibeurt de wegbermen worden behandeld.

Voorkomen de vorming van Bermmaaisel

  1. Door ecologisch beheer, waarbij het bermmaaisel steeds na het maaien wordt afgevoerd, worden voedingsstoffen afgevoerd. Na enkele maaibeurten kan de hoeveelheid maaisel sterk afnemen.
  2. Bij voedselrijke grond kan het afvoeren van bermmaaisel niet voldoende zijn. Vervangen van de toplaag door voedselarme grond kan dan de hoeveelheid maaisel sterk af laten nemen.
  3. Het is niet noodzakelijk om het maaisel van alle groenstroken te verwijderen. De ecologische waarde van smalle middenbermen, bebakeningsstroken en gazons is beperkt. Het maaisel dat vrijkomt bij de bebakeningsstrook hoeft niet te worden afgevoerd. Recreatief gras kan worden geklepeld zonder het maaisel af te voeren. Hierbij moet wel worden voorkomen dat het gras verstikt. Door niet af te voeren kan gras verruigen. Na enkele jaren kan afroven nodig zijn.

Bermmaaisel van bermen en taluds

  • bij aanleg of aanpassing van een wegberm géén teelaardetoepassen, maar gebruik maken van grond die voldoet aan de eisen voor schraal grasland (bij voorkeur de oorspronkelijke aanwezige bodem). Dit heeft twee grote voordelen:
    • de vegetatie in de berm krijgt een grotere ecologische waarde;
    • er wordt minder biomassa geproduceerd, waardoor minder bermmaaisel moet worden afgevoerd;
  • verschralingsbeheer. De afvoer van bermmaaisel heeft ook bij bestaande wegbermen met een relatief voedselarme bodem op de langere termijn een vergelijkbaar effect: minder maaibeurten en minder bermmaaisel. Op bermen met matig tot zeer voedselrijke bodems neemt de gewasopbrengst echter maar weinig af. Een oplossing hiervoor is het verlagen van de berm bij reconstructiewerkzaamheden en vervolgens het aanbrengen van een voedselarme bodemlaag;

Voorkom de vorming van slootveek

  1. Maai niet vaker dan strikt noodzakelijk. Overleg hierbij met het waterschap/hoogheemraadschap als het een schouwplichtige watergang is.
  2. Zorg dat waterplanten die snel groeien worden verdrongen door planten die minder snel groeien. Hierdoor hoeft er minder gemaaid te worden.
  3. Overdimensionering: het vergroten van het doorstromingsprofiel van een watergang maakt een lagere maaifrequentie mogelijk. Hierover moet vooraf overlegd worden met het Waterschap.
  4. Maai alleen de daar waar dit noodzakelijk is in verband met de doorstroming of de scheepvaart. Op andere plaatsen kan het maaien minder frequent worden uitgevoerd of in zijn geheel achterwege worden gelaten.
  5. Watergangen eenzijdig uitmaaien: het ene jaar de ene kant en het volgende jaar de andere kant.
  6. Afwisselend alleen het natte profiel uitmaaien en het gehele profiel uitmaaien.

Bermschraapsel

Ter voorkoming van de verontreiniging van de wegberm door verwaaiing en afstromend wegwater heeft Rijkswaterstaat een Kader afstromend wegwater opgesteld. Middels dit kader geeft Rijkswaterstaat uitvoering aan het [Besluit lozingen buiten inrichtingen]. Het kader is afgestemd met de Inspectie verkeer en Waterstaat, de waterschappen en de provincies. Rijkswaterstaat hanteert feitelijk in de praktijk al de aanpak van afstromend wegwater uit het besluit. Daarbij vult Rijkswaterstaat de zorgplicht in met ‘Good housekeepingmaatregelen’.

Er moet gezorgd worden dat bermmaaisel geregeld wordt afvoerd, zodat de berm niet hoger komt te liggen door het achterblijvende maaisel. Verwijderen van maaisel voert ook nutriënten af waardoor de groei van planten afneemt.

Veegvuil, RKG- en ZOAB-slib

De volgende strategieën kunnen worden toegepast om veegvuil te voorkomen;

  1. Veegvuil komt vrij bij het vegen van verharde oppervlakken. Zorg dat de verharde oppervlakken niet onder kunnen stuiven met zand of vuil van plekken naast de verharding.
  2. Zorg dat zand en ander vuil niet van niet-verharde oppervlakken op verharde oppervlakken kan spoelen.
  3. Stel eisen aan het gebruik van zand op verhardingen, bijvoorbeeld bij nieuw te leggen elementverharding. Stem het veegbeheer af op de bouwfase van nieuwe elementverhardingen.
  4. Zorg dat bladafval apart wordt opgeruimd.
  5. Goed calamiteitenbeheer draagt er toe bij dat het veegvuil niet extra wordt verontreinigd;
  6. In de praktijk blijkt dat de hoeveelheid zwerfafval die aangetroffen wordt in direct verband staat met het beheer van de openbare ruimte (de frequentie van opruimen). Daarbij geldt ‘waar het schoner is, blijft het langer schoon’.
  7. De hoeveelheid af te voeren materiaal kan worden beperkt door te ontwateren. Door het vochtgehalte te verkleinen wordt het materiaal steekvast gemaakt – hetgeen door enkele verwerkers van slib zelfs wordt vereist – waardoor de hoeveelheid af te voeren materiaal en daarmee de transport- en verwerkingskosten worden beperkt.

De volgende strategieën kunnen worden toegepast om RKG-slib te voorkomen

Slib in riolen, kolken en bij gemalen ontstaat voor een groot deel doordat zand in het riool komt. Het is dus belangrijk om het verstuiven en morsen van zand te voorkomen.

  1. Zorg dat de verharde oppervlakken niet onder kunnen stuiven met zand of vuil van plekken naast de verharding.
  2. Zorg dat zand en ander vuil niet van niet-verharde oppervlakken op verharde oppervlakken kan spoelen.
  3. Stel eisen aan het gebruik van zand op verhardingen, bijvoorbeeld bij nieuw te leggen elementverharding. Stem het veegbeheer af op de bouwfase van nieuwe elementverhardingen.
  4. Zorg dat bladafval apart wordt opgeruimd.

De volgende strategieën kunnen worden toegepast om ZOAB-slib te voorkomen

Voorkom dat ZOAB-slib onstaat doordat vluchtstroken vervuilen

  • Zorg dat de vluchtstroken niet onder kunnen stuiven met zand of vuil van plekken naast de verharding.
  • Zorg dat zand en ander vuil niet van niet-verharde oppervlakken op de vluchtstrook kan spoelen.
  • Beoordeel op plaatsen waar de vluchtstrook als spitsstrook wordt ingezet of reinigen nodig is.
  • Voorkom plantengroei op de vluchtstrook. Zie hiervoor de volgende toelichting.

Het slechts weinig bereden en deels dichtgeslibde ZOAB van de vluchtstrook vormt een geschikt kiembed voor planten. Dit in combinatie met graszaden die bij tijdens het maaien op de vluchtstrook terecht komen zorgt voor plantengroei. Deze plantengroei is ongewenst wegens de gladheid die het kan veroorzaken en vanwege het negatieve effect op de levensduur van het ZOAB. Door de onveilige situatie die plantengroei kan veroorzaken is bestrijding ervan noodzakelijk. Het RWS-beleid is om geen chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken behalve in (verkeers)onveilige situaties. Omdat nog geen volledig afdoende bestrijdingsmethode bestaat, wordt de plantengroei op ZOAB soms met zout/pekel bestreden.

Het gebruik van natte pekel, of pekel gemengd met CaCl2 (150 gram zout per m2) kan ook uitkomst bieden. Deze methode moet bij voorkeur in een droge periode worden toegepast en in combinatie met een kunstmatige beschadiging van de planten. Het effect op onkruid is echter beperkt. Handmatig reinigen met een hogedrukwaterstraal is effectief, maar duurt te lang. Bij het machinaal reinigen met een hogedrukwaterstraal bestaat er gevaar voor schade aan het wegdek. De kosten zijn relatief hoog.

Daarnaast wordt de ingroei van onkruid vanuit de berm kan worden voorkomen door bij de aanleg de onderliggende laag 25 cm breder aan te brengen dan het ZOAB. Het meest effectief is echter het verkeer tijdelijk over de vluchtstrook te geleiden. Deze maatregel dient in combinatie met werkzaamheden aan de middenberm of de linkerrijstrook te worden toegepast.

De reinigingstechnieken voor ZOAB worden nog steeds verder verfijnd. Meestal wordt een speciale ZOAB-cleaner gebruikt, waarbij water onder hoge druk in het asfalt wordt gespoten en vervolgens samen met het materiaal dat bij de reiniging vrijkomt weer wordt opgezogen. Het bij de reiniging gebruikte water wordt door een hydrocycloon gescheiden van het vuil en opnieuw gebruikt. Uit onderzoek is wel reeds gebleken dat de functionele eigenschappen van het ZOAB door reiniging van de vluchtstrook langer behouden blijven (zie ook [Asfaltresten en reinigingsmiddel]).

Onderzoek en nieuwe ontwikkelingen

Bermschraapsel

  • Uit onderzoek van RWS is gebleken dat de afvoer van milieugevaarlijke stoffen bij ZOAB naar de berm in vergelijking met dicht asfalt beton (DAB) significant lager is. Dit kan een positief effect hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van het bermschraapsel dat vrijkomt langs ZOAB-wegen. Nagegaan kan worden, of het zinvol is om:
  • Bermschraapsel langs ZOAB-wegen gescheiden in te zamelen van bermschraapsel langs DAB-wegen. In beide gevallen hoeveelheid en kwaliteit van het vrijgekomen bermschraapsel vastleggen
  • De milieuhygiënische kwaliteit van het ZOAB-bermschraapsel zodanig is dat direct hergebruik in de wegberm of toepassing na tijdelijke opslag in een gronddepot tot de mogelijkheden behoren.
  • In het beheersplan voor groenvoorzieningen moet rekening worden gehouden met ecologisch waardevolle gebieden, zodat de negatieve invloed van een bermverlaging zo veel mogelijk kan worden beperkt.
  • Wegbermen zijn niet als aparte categorie benoemd in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk; zie ook [Beleidsblad Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)])
  • Wegbermen worden in een bodemkwaliteitskaart vaak separaat gezoneerd en door de bevoegde gezagen in het kader van het Bbk bestuurlijk geaccepteerd.

Veegvuil, RKG- en ZOAB-slib

  • Het toepassen van andere asfaltmengsels op de vluchtstrook;
  • Het verhogen van de holle ruimte van het ZOAB-mengsel op de vluchtstrook;
  • In CROW-verband worden resultaatsverplichtingen voor de reiniging van ZOAB opgesteld;

Zie ook