Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Afvalstoffase veegvuil, RKG- en ZOAB-slib

Omschrijving en euralcode

Definitie Veegvuil

Veegvuil ontstaat bij het vegen van verharde oppervlakken. Het bestaat grotendeels uit zand en kleine vuildeeltjes. Daarnaast bevat veegvuil soms ook grotere delen zwerfafval.

Zeer Zorgwekkende stoffen in Veegvuil

De kans dat er ZZS aanwezig zijn in veegvuil in concentraties boven de relevante concentratiegrenswaarden is zeer klein.

Euralcode

Veegvuil heeft de volgende Euralcode:

Hoofdstuk

20 STEDELIJK AFVAL (HUISHOUDELIJK AFVAL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSAFVAL, INDUSTRIEEL AFVAL EN AFVAL VAN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZAMELDE FRACTIES

Subhoofdstuk

20 03 overig stedelijk afval

Specifieke code

20 03 03 veegvuil

Definitie ZOAB-slib

ZOAB-slib ontstaat bij het (ongeveer twee keer per jaar) machinaal reinigen van de vluchtstroken van snelwegen met ZOAB. Het ZOAB-slib is een mengsel van zand en vuildeeltjes en reinigingswater.

Zeerzorgwekkende stoffen in ZOAB-slib

De kans dat er ZZS aanwezig zijn in ZOAB-slib in concentraties boven de relevante concentratiegrenswaarden is zeer klein.

Eural

ZOAB-slib heeft de volgende Euralcode:

Hoofdstuk

20 STEDELIJK AFVAL (HUISHOUDELIJK AFVAL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSAFVAL, INDUSTRIEEL AFVAL EN AFVAL VAN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZAMELDE FRACTIES

Subhoofdstuk

20 03 overig stedelijk afval

Specifieke code

20 03 03 veegvuil

Soms wordt uit hetzelfde subhoofdstuk de meer algemene code 20 03 99 – niet elders genoemd stedelijk afval gebruikt. Houdt er rekening mee dat er weinig afvalverwerkende bedrijven zijn die deze “99” afvalcodes mogen accepteren.

Definitie RKG-slib

RKG-slib komt vrij bij het (machinaal) reinigen van Riolen, Kolken en Gemalen. Op deze plaatsen bezinkt een zware fractie die grotendeels bestaat uit zand, maar ook uit andere stoffen die in het riool terecht zijn gekomen.

Zeer zorgwekkende stoffen in RKG-slib

De kans dat er ZZS aanwezig zijn in RKG-slib in concentraties boven de relevante concentratiegrenswaarden is zeer klein

Eural

RKG-slib heeft de volgende Euralcodes:

Hoofdstuk

Hoofdstuk 16 NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL

Subhoofdstuk

16 10 waterig vloeibaar afval dat bestemd is om elders te worden verwerkt

Specifieke code

16 10 01* c: waterig vloeibaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat;

16 10 02 c: niet onder 16 10 01* vallend waterig vloeibaar afval;

Toelichting

Afhankelijk van de concentratie en de gevaareigenschappen van de verontreinigingen is het waterig vloeibaar afval gevaarlijk afval (16 10 01*) of niet gevaarlijk afval (16 10 02).

Hoofdstuk

19 AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFFSITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK

Subhoofdstuk

19 08 niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering

Specifieke code

19 08 02: afval van zandvang

Hoofdstuk

20 STEDELIJK AFVAL (HUISHOUDELIJK AFVAL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSAFVAL, INDUSTRIEEL AFVAL EN AFVAL VAN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZAMELDE FRACTIES

Subhoofdstuk

20 03 overig stedelijk afval

Specifieke code

20 03 06: afval van het reinigen van riolen.

Afvalbeleid

Elke stof, preparaat of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen is een afvalstof (art 1.1 lid 1 Wm). Voor afvalstoffen gelden specifieke regels en is er een afvalstoffenbeleid dat staat beschreven in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP). Voor een veel afvalstoffen is in het LAP een sectorplan opgenomen. Voor die afvalstoffen staat in de sectorplannen uitgebreide informatie over het specifieke beleid voor die afvalstoffen. Tot dat specifieke beleid behoort onder andere de minimumstandaard. Deze minimumstandaard geeft het niveau in de afvalhiërarchie waaraan de verwerking minimaal moet voldoen. In het beleidskader van het LAP staat hoe we in het algemeen met afvalstoffen in Nederland om gaan. Dit kader geeft het beleid over afvalbeheer, vergunningverlening en toezicht, acceptatie, verwerking, inzameling en gescheiden houden van afvalstoffen. In het beleidsblad [Landelijk afvalbeheerplan] staat meer informatie over de inhoud en doel van het LAP.

De minimumstandaard voor de verwerking van veegvuil, RKG slib en ZOAB-slib vallen onder sectorplan 9, externe linkAfval van onderhoud van openbare ruimte.

Opslag en transport

Opslag

De milieuhygiënische kwaliteit van riool, kolken- , ZOAB slib en veegvuil gemalenslib kunnen van diverse kwaliteit zijn door verontreinigingen en is hierdoor niet vergelijkbaar.

Het is verstandig om het veegregime aan te passen naar de verwachte verontreinigingen. Gezamenlijke opslag en afvoer wordt daarom afgeraden.

Transport

In de Wet milieubeheer is aangegeven dat gescheiden ingezamelde afvalstoffen ook gescheiden moeten worden afgegeven. Omdat RKG-slib, ZOAB-slib en veegvuil in aard en samenstelling veel op elkaar lijken, zijn het gezamenlijk transport en de aflevering bij een verwerker wel toegestaan.

Veegvuil wordt normaliter vervoerd in de veegwagens. Na overslag kan verwacht worden dat transport plaatsvindt in gesloten of afgedekte containers om emissie van geur en verwaaiing van zwerfvuil te voorkomen.

Bij het vervoer van grond is wettelijk gezien vrijwel altijd sprake van het vervoer van afvalstoffen. Alleen primair zand (schoon zand uit een zandwinning) kan vaak niet als afvalstof aangemerkt worden. Vervoer van grond als afvalstof moet worden gemeld bij het Landelijk Meldpunt afvalstoffen (LMA). Bij het transport dient een begeleidingsbrief aanwezig te zijn. Bij het vervoer van schone grond is de meldplicht niet van toepassing. Er hoeft ook geen begeleidingsbrief voor afvalstoffen aanwezig te zijn.

Verwerking

De minimumstandaard voor veegvuil is afscheiden van de inerte fractie en de inerte fractie vervolgens verwerking volgens de minimumstandaard van sectorplan 39 “grond”; de restfractie die overblijft na afscheiden van de inerte fractie wordt verbrand. Het storten van delen of fracties van deze stroom is niet toegestaan. Dit komt overeen met de invoering van stortverboden voor veegvuil en RKG-slib. Deze verboden hebben ertoe geleidt er installaties zijn ontwikkeld voor de afscheiding van de inerte fractie.

RKG-slib en ZOAB-slib die minder dan 50% bodemvreemd materiaal bevatten moeten worden verwerkt volgens de minimumstandaarden in sectorplan 39 “grond”. Dit houdt in dat de slibben nuttig toegepast moeten worden volgens de normen het Besluit bodemkwaliteit met in achtneming van het algemene mengbeleid en voorwaarden voor gebruik in noodzakelijke voorzieningen op stortplaatsen. De slibben moeten worden gereinigd of geïmmobiliseerd als zij verontreinigd zijn. Er gelden bij immobiliseren wel grenzen aan de verontreinigingen die aanwezig mogen zijn. Als het slib niet reinigbaar is dan mag eventueel worden gestort.

De volgende verwerkingsopties voor veegvuil, RKG- en ZOAB-slib worden onderstaand verder toegelicht:

  • Inzameling 
  • Bewerking (ontwatering) 
  • Verbranden 
  • Storten 
  • Lozing op het oppervlaktewater of het riool 
  • Nuttige toepassing na reiniging 
  • Composteren

Inzameling

Er zijn verschillende mogelijkheden voor de inzameling van RKG-slib:

  • Het ingezamelde slib wordt op een daartoe speciaal ingericht terrein ontwaterd, waarbij het slib steekvast wordt opgeslagen in een tijdelijk depot en het afvalwater op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt opgevangen en afgevoerd. Op een later tijdstip wordt het slib afgevoerd naar een verwerker. 
  • Het slib wordt direct (niet-ontwaterd) afgevoerd naar een verwerkingsinstallatie. Overigens wordt het slib door de verwerkers niet altijd in niet-ontwaterde vorm geaccepteerd. Sommige uitvoerders hebben zelf een slibscheidingsinstallatie in beheer. 
  • Het afvalwater wordt over een zandvang geleid en in ondergrondse pompkelders verzameld. Wanneer de opslagtank vol is wordt het water bemonsterd en, afhankelijk van de analyseresultaten, op het oppervlaktewater geloosd of afgevoerd naar een rioolzuiveringsinstallatie. Deze lozingsituatie is vergunningplichting vanuit de Waterwet.

Voorafgaande aan de afvoer van het (al dan niet ontwaterde) kolken- en pompkelderslib dient de partij slib te worden bemonsterd en geanalyseerd op de onderstaande componenten:

  • droge stofgehalte; 
  • minerale olie; 
  • zware metalen (arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, nikkel, lood en zink); 
  • PAK.

Overigens zijn de te onderzoeken componenten niet voor elke verwerker gelijk en is dit afhankelijk van wat er in de Omgevingsvergunning van de betrokken verwerker staat vermeld.

Zie [Stroomschema verwerking afval van onderhoud van openbare ruimte].

Bewerking (ontwatering)

In Nederland zijn op verschillende locaties slibscheidingsinstallaties operationeel. Het riool- en kolkenslib kan zowel steekvast (ontwaterd) worden aangeleverd als in niet-ontwaterde toestand. Overigens accepteren niet alle verwerkers het slib in niet-ontwaterde toestand. In de scheidingsinstallatie worden de volgende handelingen verricht:

  • Het aangevoerde slib wordt in een opvangbunker gestort met afloopmogelijkheden voor het meegeleverd water. 
  • Het min of meer steekvaste materiaal wordt in de installatie gebracht, waar eerst een grove zeving plaatsvindt. In een opstroomkolom wordt het drijvende vuil en een deel van het slib verwijderd. 
  • In de hydrocycloon worden zand en de rest van de slibfractie van elkaar gescheiden. 
  • Het afgescheiden slib wordt tot 60% ontwaterd in een zeefbandpers. 
  • Het zand wordt ontwaterd en gescheiden opgeslagen waarna het kan worden toegepast.

Verbranden

Omdat het afgescheiden slib weinig brandbare bestanddelen bevat is verbranden over het algemeen niet van toepassing en ook niet toegestaan volgens de minimumstandaard in het LAP3.

Het bladafval in veegvuil kan wel worden aangeboden bij een verbrandingsinstallatie.

Storten

In het Besluit Stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen is onder meer de categorie riool-, kolken- en gemalenslib opgenomen. In het LAP 3 is opgenomen dat daarnaast in- en uitvoer ten behoeve van storten in beginsel niet wordt toegestaan.

Alleen als het slib niet-reinigbaar is dan mag het worden gestort.. In ieder geval zullen voor acceptatie bij een stortplaats de analysegegevens van het veegvuil moeten worden overlegd. Het storten van veegvuil is slechts mogelijk wanneer uit de analyses blijkt dat de zandfractie verontreinigingen bevat die de interventiewaarde overschrijden, en de grond niet reinigbaar is.

Geadviseerd wordt om een partij veegvuil op de volgende stoffen te laten analyseren: As, Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, Zn, EOX, PAK en minerale olie. Afhankelijk van de stortlocatie moet het analysepakket mogelijk worden aangepast.

Lozing op het oppervlaktewater of het riool

Het water dat uit bezinkbassin, hydrocycloon of zandfilter komt is veelal verontreinigd. Voor de lozing is een Watervergunning nodig. Wanneer de kwaliteit niet voldoet aan de door de beheerder gestelde eisen moet het water worden afgevoerd naar een waterzuiveringsinstallatie.

Nuttige toepassing na reiniging

In overleg met een verwerker van slib kan worden nagegaan of het mogelijk is het veegvuil gezamenlijk met het ontwaterde kolken- en pompkelderslib en ZOAB-slib voor reiniging aan te bieden. Door veel verwerkers wordt een minimale zandfractie aangehouden van ca. 70%.

Tijdens het reinigingsproces wordt het zand afgescheiden van het grofvuil en het fijne, verontreinigde materiaal. Afhankelijk van de mate van verontreiniging kan het zand vervolgens worden toegepast (zie [Zand]).

Composteren

Vanwege mogelijk aanwezige verontreinigingen wordt bladafval uit veegvuil niet geaccepteerd bij composteerbedrijven.