Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Grond (Boor-)

Grond

Grond is vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter niet zijnde baggerspecie (Besluit bodemkwaliteit (Bbk); zie ook [Beleidsblad Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)]).

De ISO 14688 stelt samen met ISO 14688-1 de grondslagen vast voor de identificatie en classificatie van grond op basis van de materiaal- en massa-eigenschappen die het meest gangbaar zijn voor constructieve doeleinden. De van belang zijnde kenmerken kunnen verschillen en daarom kunnen voor specifieke projecten of materialen meer gedetailleerde onderverdelingen van de beschrijvende en classificerende termen geschikt zijn. De identificatie en beschrijving van grond worden behandeld in ISO 14688-1. Aan de hand van de grondslagen voor classificatie die in dit deel van ISO 14688 worden uiteengezet, kunnen gronden worden gegroepeerd in klassen met vergelijkbare samenstelling en geotechnische eigenschappen, met betrekking tot hun geschiktheid voor geotechnische bouwprojecten zoals: - funderingen; - grondverbeteringen; - wegen; - dijken; - dammen; - ontwateringssystemen. Dit deel van NEN-EN-ISO 14688 is van toepassing op natuurlijke gronden in situ en vergelijkbaar kunstmatig materiaal, in situ en teruggeplaatst, maar is geen opzichzelfstaande classificatie van grond. De identificatie en beschrijving van rots worden behandeld in ISO 14689-1.

Vrijkomen

Grond komt van nature in de bodem voor en komt vrij bij de uitvoering van werken zoals graafwerkzaamheden (bijvoorbeeld bij de aanleg van bouwwerken, wegen of bij uitvoering van bodemsanering), bij boren, door rijping van baggerspecie etc.

Grond uit baggerspecie

Grond (inclusief klei) uit baggerspecie wordt verkregen door ontwateren, rijpen en/of landfarmen van de baggerspecie. Baggerspecie wordt formeel grond op het moment dat het wordt toegepast.

Ontwateren, rijpen en landfarmen zijn als proces in essentie gelijk. Natte baggerspecie wordt door vochtonttrekking op natuurlijke wijze omgezet in steekvaste grond. Ontwatering vindt plaats via greppels, door verdamping en percolatie of mechanisch. Rijping treedt op als baggerspecie in depots ontwatert en in contact komt met de lucht. Dit is een natuurlijk proces, waarbij organische stof door biologische activiteit wordt afgebroken en de structuur van de specie verbetert.

Bij landfarmen wordt ten opzichte van rijpen een langere verblijftijd gehanteerd. Dit in combinatie met een intensieve(re) behandeling via begroeiing en omzetten, om de bacteriële afbraak van organische verontreinigingen (met name minerale olie en PAK) te stimuleren. Zware metalen en persistente organische verbindingen (zoals PCB’s en DDT) worden slechts minimaal afgebroken.

Afhankelijk van de baggerspecie kunnen drie bouwstoffen ontstaan: zand, klei en veenhoudende grond. Grond uit zoute of brakke specie kan vanwege milieuregelgeving in principe alleen afgezet worden in een zout milieu. Bij langdurige landfarming kan brakke specie wel behandeld worden, omdat het zout uitspoelt.

Leverancier

RWS, gemeenten (grote aanbieders), waterschappen (baggerspecie), aannemers, grondbanken en grondreinigingsbedrijven

Leveringsvorm

Grond

Verontreinigde grond

Bij diverse activiteiten moet rekening worden gehouden met het risico dat de bodem verontreinigd kan zijn:

  • bij de aankoop en verkoop van een terrein of een partij grond;
  • ontwikkeling van locaties;
  • bermverlaging;
  • grondwerken.

In de volgende situaties moet rekening worden gehouden met vrijkomen van (met asbest) verontreinigde grond:

  • Bij werkzaamheden aan funderingen van (on)verharde wegen. Indien deze wegfunderingen bestaan uit puin of recyclinggranulaat is de kans groot dat zich hierin asbest bevindt.
  • Bij grondwerken, bijvoorbeeld voor sloop, uitbreiding en aanleg van infrastructurele werken.
  • Bij het uitvoeren van baggerwerkzaamheden in watergangen die langs stedelijke of industriële bebouwing lopen of langs landbouwschuren en stallen;
  • asbestbrand en asbestexplosie.

Gereinigde grond

Gereinigde grond wordt verkregen door procesmatige reiniging (thermisch, extractief of biologisch) van (door saneringen verkregen) verontreinigde grond.

Boorgrond

Boorgrond komt vrij bij het boren van tunnels. In een scheidingsinstallatie wordt het vrijkomende materiaal in fractie van grof naar fijn afgescheiden en wordt de boorvloeistof (bentoniet) verwijderd.

Per jaar komt bij het boren van tunnels naar schatting ruim 1 miljoen m3 boorgrond vrij. De boorgrond bestaat voornamelijk uit primaire materialen zoals zand, klei en veen. Bij het boren op geringe diepte kan, op plaatsen waar grondverbetering met deze materialen is toegepast, bijvoorbeeld ook cement en anhydriet aanwezig zijn. In dat geval wordt de boorgrond niet als grond aangemerkt.

In de bovenste lagen van het boortraject kunnen zowel micro- als macroverontreinigingen in de grond aanwezig zijn. De diepere lagen van een boortraject bevatten in de meeste gevallen geen verontreinigingen. De boortunnels liggen over het algemeen op een diepte van –25m tot –40m N.A.P. De bodem is op deze diepte doorgaans niet verontreinigd als gevolg van menselijke activiteiten. Afhankelijk van de toegepaste boortechniek kan de boorgrond restanten van schuimmiddelen of bentoniet bevatten.

Voor het boren van tunnels worden in Nederland twee technieken gebruikt.

Earth Pressure Balance Shield (EPB-schild) methode

Tijdens het boren worden aan de grond conditioneringsmiddelen (schuim en eventueel polymeren) toegevoegd om het boorproces te vergemakkelijken. De ontgraven grond wordt opgevangen in containers en afgevoerd naar een depot. Een andere mogelijkheid is om de vrijkomende grond hydraulisch te transporteren naar een depot. De eventueel in de vrijkomende grond achtergebleven schuimresten worden door natuurlijke afbraak afgebroken.

Slurryschild methode

Bij de slurryschild methode wordt een boorvloeistof op basis van water en bentoniet (kleimineraal) toegepast om het boorfront stabiel te houden en de ontgraven grond af te voeren. De boorvloeistof wordt continu aangevoerd. De ontgraven grond wordt met de boorspoeling in de vorm van slurry afgevoerd via een leiding naar een scheidingsinstallatie op het maaiveld. In de scheidingsinstallatie wordt de boorspoeling teruggewonnen en de ontgraven grond afgescheiden. De scheiding vindt plaats vanwege de terugwinning van bentoniet. Naast bentoniet kunnen ook biologisch afbreekbare polymeren worden toegepast (BAP). De vrijkomende grond kan verder worden gescheiden in kleibrokken, zandfracties en slurry. Naast de relatief eenvoudig af te scheiden grove fracties blijft een grote waterrijke reststroom (30% water) over. Na het terugpompen van het water kan het restmateriaal dienen als afdeklaag voor slib- of afvalbergingen. Na filterpersen van de waterrijke fractie kan de filterkoek worden gestort.

Preventie

Verontreinigde grond

Preventie betreft het voorkomen van verontreiniging van grond, voorzorgsmaatregelen bij aankoop van mogelijk verontreinigde grond en maatregelen om niet herbruikbare grondstromen bij het boren van tunnels te beperken.

Verontreiniging van de bodem kan worden voorkomen door:

  • bodemverontreiniging dient te worden voorkomen door zorgvuldig handelen en toepassen van bodembeschermende voorzieningen;
  • bij inrichtingen in de zin van het Besluit omgevingsrecht dient aansluiting te worden gezocht bij de best beschikbare techniek (BBT), voor bodembescherming wordt doorgaans aansluiting gezocht bij de [Nederlandse Richtlijn Bodemscherming (NRB)];
  • bij de aanleg van nieuwe werken waarbij grond, baggerspecie of bouwstoffen worden toegepast geldt ter voorkoming van verontreiniging van de bodem het Besluit bodemkwaliteit (zie ook [Beleidsblad Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)]);
  • bodemverontreiniging met asbest kan worden voorkomen door gecontroleerde sloop van eventueel aanwezige opstallen en beschoeiingen en door handpicking van eventueel op het maaiveld aanwezige asbest.

Aankoop van verontreinigde grond kan worden voorkomen door:

  • bij de aankoop van een bepaald terrein kan als eis worden gesteld dat een bodemonderzoek conform de externe linkNEN 5740 wordt overlegd. Indien het onderzoek op de juiste wijze is uitgevoerd en de gehalten aan onderzochte stoffen beneden de achtergrondwaarde (bodemkwaliteit en bodemfunctie, zie Besluit bodemkwaliteit) liggen, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de grond “geschikt” is voor het beoogde gebruik. Een bodemonderzoek geeft echter niet de verzekering dat de grond niet verontreinigd is;
  • bij de aankoop van partijen grond eisen dat de grond is voorzien van een milieuhygiënisch bewijsmiddel volgens het Besluit bodemkwaliteit (partijkeuring, productcertificaat, fabrikant eigenverklaring, erkende kwaliteitsverklaring of een bodemkwaliteitskaart);

Boorgrond

Het vrijkomen van boorgrond bij het boren van tunnels is inherent aan het proces. Bij de verwerking van de vrijkomende boorgrond kunnen echter maatregelen worden genomen waardoor deze zoveel mogelijk her te gebruiken is. Daartoe kan men:

  • in de beginfase van het project vaststellen wat de kwaliteit en toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond zal zijn;
  • door het optimaliseren van de scheiding en ontwatering bij de slurryschildmethode het vochtgehalte en daarmee het betonietgehalte van de vrijkomende grondstromen verlagen;
  • zorgen voor voldoende drainage van het depot bij aanleg en gebruik;
  • de techniek voorschrijven van “van nuttig hergebruik van vrijkomende grond” in de gunningcriteria;
  • de EPB-schild methode heeft de voorkeur boven de slurryschildmethode doordat de grond bij de eerstgenoemde methode niet van bentoniet ontdaan hoeft te worden. De EPB-schild methode is gebruikt bij de Botlektunnel, waarbij biologisch afbreekbare polymeren werden gebruikt.

Zie ook: