Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Hoofdlijn opbouw van een bodemkwaliteitskaart

Bodemkwaliteitskaarten dienen te worden opgesteld volgens de werkwijze en randvoorwaarden uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (hierna richtlijn genoemd) en het bijbehorende wijzigingsblad welke zijn opgesteld in opdracht van het Ministerie van VROM VROM en Verkeer & waterstaat (thans Infrastructuur en milieu). De De werkwijze is weergegeven in navolgend stappenschema:

Figuur 1.1 Stappenplan op hoofdlijnen

Navolgend zijn de belangrijkste wijzigingen afkomstig uit het wijzigingsblad beknopt beschreven.

Wijziging voor stofgroep PCB’s

Op basis van het Wijzigingsblad kan voor de stofgroep PCB’s op een aantal onderdelen (met name stappen 2, 3 en 4 uit bovenstaande werkwijze) worden afgeweken van de richtlijn.

Voor PCB’s is namelijk uit onderzoek (CSO, d.d. 4 juni 2013 in opdracht van Rijkswaterstaat Leemomgeving) gebleken dat geen enkel indelingscriterium uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten relevant is voor PCB. Alleen het organisch stofgehalte is van invloed op de kwaliteitskarakterisering van een gebied. Daarom kan ervoor gekozen worden om voor PCB na het definiëren van de (huidige) voorlopige deelgebieden (Stap 2 en Stap 4) en de beschikbaar zijnde representatieve bodemgegevens (Stap 3, inclusief voorbewerkingen) aparte PCB-deelgebieden te definiëren. Deze zogenaamde PCB-deelgebieden worden gebaseerd op een clustering van de bestaande voorlopige deelgebieden voor zover sprake is van hetzelfde (gemiddelde) organische stofgehalte in de ranges van 0-4%, 4-8% en >8%. Hierna kan Stap 4 voor PCB worden afgerond. In Stap 5 worden alle deelgebieden gecontroleerd. Voor de deelgebieden voor PCB vindt controle plaats op een aanvullende minimumeis voor het vereiste aantal waarnemingen voor PCB (minimaal 30 waarnemingen indien sprake is van geclusterde deelgebieden). Vervolgens kunnen stap 6 t/m 8 worden uitgevoerd.

Indien gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid voor PCB's ontstaan er PCB deelgebieden die twee of meer deelgebieden op basis van de overige stoffen omvatten. In de bodemkwaliteitskaart wordt de indeling in deelgebieden voor de overige stoffen aangehouden en worden in die afzonderlijke deelgebieden telkens voor PCB de statistische kenmerken van het grotere PCB-deelgebied aangehouden".

Wijziging voor barium, kobalt en molybdeen

  • Vanaf 1 januari 2016 gelden de volgende specifieke zaken:Voor barium worden geen minimum eisen aan het aantal waarnemingen gesteld. De onderzoeksgegevens over barium moeten voortaan wel in de bodemkwaliteitskaarten worden opgenomen.
  • Voor kobalt en molybdeen is het onder voorwaarden toegestaan om uit te gaan van 30 waarnemingen per bodemlaag in het gehele beheergebied. Toetsing aan het minimale aantal waarnemingen per zone (20) en per deelgebied (3) is niet nodig. Als kobalt en molybdeen wel bepalend voor de klasse zijn, blijven de normale regels onverkort van kracht.

Voor gemeenten betekent dit in veel gevallen dat voor de stoffen barium, kobalt en molybdeen geen of minder aanvullende metingen noodzakelijk zijn.