Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Handhaving, Relevante wetgeving bodemsaneringen, Reguliere sanering

Uitgangspunt is dat er een melding is gedaan van een voorgenomen sanering waarbij niet is aangegeven dat de sanering overeenkomstig het Besluit uniforme saneringen plaatsvindt.

Melding
De opdrachtgever/eigenaar moet een voorgenomen sanering melden aan het bevoegde gezag (gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders). Zie ook [Bodemsanering Wet bodembescherming].

Beschikking
Als er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dan dient het bevoegde gezag in de beschikking aan te geven of spoedige sanering noodzakelijk is vanwege de risico’s voor mens, plant of dier. Bij het bepalen van de risico’s houdt het bevoegde gezag rekening met het huidige en voorgenomen gebruik van de bodem en de mogelijke verspreiding van de verontreiniging op basis van de Circulaire bodemsanering. Wanneer spoedige sanering noodzakelijk is, moet de start van de sanering liggen binnen de termijn die is gesteld in de beschikking. Zie ook [Bodemsanering Wet bodembescherming].

Saneringsplan en instemming
De melding van een voorgenomen sanering, moet vergezeld gaan van de resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken (nader onderzoek en saneringsonderzoek) en een saneringsplan. De eisen aan de inhoud van het saneringsplan staan in artikel 39 van de Wet bodembescherming. Het saneringsplan bevat:

  • een nadere beschrijving van de saneringswijze;
  • een beschrijving van de beoogde effecten;
  • (als verontreiniging in de bodem aanwezig blijft) een beschrijving van gebruiksbeperkingen en nazorg;
  • een begroting van de kosten van de sanering, en
  • (als de verontreinigde grond wordt afgegraven of grondwater wordt onttrokken) de bestemming van die grond/dat grondwater;
  • (als dat aan de orde is) een beschrijving van herschikken van verontreinigde grond binnen het geval;
  • het tijdstip waarop de sanering naar verwachting wordt uitgevoerd;
  • (als de saneringsmaatregelen langer dan 3 jaar duren) ijkmomenten en een terugvalscenario.

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen omtrent de gegevens die in het saneringsplan worden opgenomen. [Beleid en wetgeving, bodem- en waterbodembeleid, regionaal].

Met de sanering mag je pas starten nadat het bevoegde gezag met het saneringsplan heeft ingestemd. Wanneer het bevoegde gezag niet binnen vijftien weken een beschikking heeft afgegeven dan is de beschikking van rechtswege verleend. Deze termijn van vijftien weken mag het bevoegde gezag eenmaal met ten hoogste vijftien weken verlengen. Hoewel je formeel gezien mag starten op het moment dat de instemming is verleend is het verstandig te wachten totdat de bezwaartermijn (6 weken) is verstreken. Wanneer een derde namelijk met succes bezwaar aantekent en het bevoegde gezag de instemmingsbeschikking herroept, bestaat namelijk het risico dat je reeds uitgevoerde saneringswerkzaamheden ongedaan moet maken.

Toelichting
Een bezwaarmaker die niet voor voldongen feiten gesteld wil worden, zal niet alleen een bezwaarschrift indienen maar tevens de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de beschikking te schorsen hangende de bezwaarprocedure. Gedurende de periode van schorsing mag de sanering namelijk niet worden uitgevoerd.

Het bevoegde gezag mag niet met het ingediende saneringsplan instemmen wanneer deze is gebaseerd op gegevens die afkomstig zijn van een persoon of een instelling die niet beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. [Handhaving, Relevante wetgeving bodemsaneringen, Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo)]

Saneringsuitvoering, evaluatie en nazorg
De opdrachtgever en degene die de sanering feitelijk uitvoert zijn verplicht om het saneringsplan en de aan de beschikking verbonden voorschriften na te leven. Wijzigingen van het saneringsplan moet de saneerder ten minste twee weken van tevoren melden. Naar aanleiding van deze melding kan het bevoegde gezag aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering. De saneerder is verplicht om deze aanwijzingen op te volgen.

Toelichting
Wijzigingen die je moet melden zijn bijvoorbeeld:

  • een van het saneringsplan afwijkende bemonstering;
  • afgraven van meer grond dan in het saneringsplan staat beschreven;
  • nieuwe verontreinigingen die tijdens het afgraven aan het licht komen.

Als wijzigingen niet zijn gemeld dan blijft het oorspronkelijke saneringsplan gelden. Ten aanzien van iedere afwijking van dat plan kan het bevoegde gezag handhaven. Een aanwijzing van het bevoegd gezag kan onder andere betrekking hebben op de nieuwe bemonsteringsstrategie, de hoeveelheid af te graven grond en de bestemming daarvan en de aanpak van de nieuw geconstateerde verontreinigingen. In verband met de handhaving is het sowieso handig om na iedere melding een aanwijzing te geven waarin de nieuwe situatie is vastgelegd. Op grond van de Wet bodembescherming is het namelijk alleen verplicht om conform het saneringsplan en de aanwijzingen te saneren. Het is niet verplicht om conform gemelde wijzigingen op het saneringsplan te saneren als de wijzigingen niet hebben geleid tot een aanwijzing.

Na beëindiging van de sanering moet de saneerder een evaluatieverslag indienen bij het bevoegde gezag met daarin een beschrijving van:

  • de getroffen saneringsmaatregelen;
  • de kwaliteit van de bodem na het uitvoeren van de sanering;
  • de hoeveelheid, kwaliteit en bestemming van de eventueel afgegraven grond en onttrokken grondwater;
  • de hoeveelheid, kwaliteit en herkomst van eventueel aangevoerde grond;
  • een evaluatie van het effecten van de getroffen saneringsmaatregelen in vergelijking met de beoogde effecten;
  • (als nog verontreiniging in de bodem achterblijven en er sprake is van gebruiksbeperkingen of maatregelen noodzakelijk zijn) een beschrijving van deze gebruiksbeperkingen danwel de noodzaak van deze maatregelen.

Het evaluatieverslag behoeft de instemming van het bevoegde gezag. Het bevoegde gezag stemt alleen in wanneer de sanering zodanig is uitgevoerd dat de bodem is gesaneerd overeenkomstig de saneringsdoelstelling zoals beschreven in artikel 38 van de Wet bodembescherming en de gebruiksbeperkingen voldoende zijn om het eindresultaat van de sanering te behouden [Bodemsanering Wet bodembescherming]. Het bevoegd gezag kan haar instemming met het evaluatieverslag onthouden als de sanering niet is uitgevoerd conform saneringsplan, beschikking en voorschriften en aanwijzingen die zijn gedaan.

Tot slot mag het bevoegde gezag alleen instemmen met het evaluatieverslag wanneer de sanering en alle daarmee samenhangende bodemonderzoeken zijn uitgevoerd door personen en instellingen die daartoe beschikken over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. [Handhaving, Relevante wetgeving bodemsaneringen, Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo)]

Wanneer verontreinigingen in de bodem achterblijven en beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem nodig zijn, moet de saneerder een nazorgplan indienen waarin die beperkingen en maatregelen staan beschreven. De maatregelen kunnen onder meer bestaan uit het regelmatig inspecteren, onderhouden, herstellen of vervangen van voorzieningen. Met het nazorgplan moet zijn ingestemd door het bevoegde gezag. Zie ook [Nazorg, beleid en wetgeving: bodemsaneringslocaties]. Ook in dit geval kan het bevoegde gezag alleen instemming verlenen wanneer de gegevens afkomstig zijn van erkende personen en instellingen (zie hiervoor bij evaluatieverslag).

HUM Wbb

In de HandhavingsUitvoeringsMethode Wet bodembescherming (HUM-Wbb) is vastgelegd op welke wijze het toezicht het meest efficiënt en het meest effectief kan worden uitgevoerd en op welke wijze handhavend moet worden opgetreden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten overtredingen. Voor dit onderwerp zijn met name de hoofdstukken 2, 3 en 6 relevant

Sanering van waterbodems
Saneringen van waterbodems vinden primair plaats in het kader van de Waterwet. Hiervoor is een apart blad opgesteld.