Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Handhaving, Toezichtbevoegdheden

Toezicht is toezien op de naleving van wettelijke voorschriften. Om deze taak uit te kunnen oefenen hebben toezichthouders een aantal wettelijke bevoegdheden tot hun beschikking op grond van de Algemene wet bestuursrecht (AWB).

Toezichtbevoegd
Alleen personen die daartoe zijn aangewezen hebben de beschikking over toezichthoudende bevoegdheden. De minister heeft de ambtenaren van de VROM-Inspectie aangewezen als toezichthouder voor de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer. Ook de ambtenaren van de Algemene Inspectie Dienst en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (waterbodems) zijn aangewezen als toezichthouder. Provincies en gemeenten zijn ook bevoegd om binnen hun ambtsgebied toezichthouders aan te wijzen. Uit het aanwijzingsbesluit blijkt voor welk geografisch gebied en welke wetten de toezichthouder bevoegd is.

Toelichting
Ambtenaren die zijn aangewezen als toezichthouder voor de Wet bodembescherming zijn ook bevoegd om toe te zien op de naleving van de verplichtingen van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo), bijvoorbeeld om vast te stellen of de betrokken bedrijven beschikken over een erkenning en of de betrokken milieukundig begeleider of veldwerker staat geregistreerd op de erkenning. Dit volgt uit artikel 18.4, derde lid van de Wet milieubeheer.

Welke bevoegdheden
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) hebben toezichthouders de hieronder genoemde bevoegdheden.

Betreden van plaatsen
Een toezichthouder mag iedere plaats betreden, met uitzondering van een woning. Daarbij mag hij apparatuur meenemen die hij nodig heeft en mag hij zich doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen. Indien de gecontroleerde zich tegen de toegang verzet kan de toezichthouder zich zonodig toegang verschaffen met behulp van “de sterke arm”.

Toelichting
Omdat de wet spreekt van “iedere plaats” kan de toezichthouder ook bedrijfspanden van bij een bodemsanering betrokken bedrijven betreden. Zelfs wanneer deze bedrijfspanden zijn gelegen buiten het ambtsgebied van de toezichthouder. Hij zal met deze bevoegdheid overigens niet te lichtzinnig om moeten gaan. Telkens dient hij in het achterhoofd te houden dat het betreden redelijkerwijs nodig moet zijn voor het vervullen van zijn toezichttaak. Tevens zal hij moeten bezien of de informatie of gegevens die hij nodig heeft niet op een andere, voor de betrokkene minder belastende, wijze kan worden verkregen.
Personen die de toezichthouder kan meenemen tijdens een controle kunnen monsternemers zijn of andere deskundigen op het gebied van bodemsaneringen. Het enige vereiste is dat de toezichthouder deze personen redelijkerwijs nodig moet hebben voor het uitvoeren van de controle.

Vorderen van inlichtingen
De toezichthouder kan inlichtingen vorderen. Inlichtingen betreffen in de regel mondelinge toelichtingen, uitleggen, motivaties, maar ook hoor en wederhoor. De gecontroleerde kan deze inlichtingen ook schriftelijk verstrekken. De toezichthouder kan de gecontroleerde dwingen om toelichting en uitleg te geven.

Identiteitsbewijs vorderen
Personen van 14 jaar en ouder moeten op de eerste vordering van een toezichthouder een identificatiemiddel ter inzage aanbieden. Geldige identificatiemiddelen zijn: een geldig reisdocument (paspoort of ID-kaart); een verblijfsdocument o.g.v. de Vreemdelingenwet; een geldig buitenlands nationaal, diplomatiek of dienstpaspoort en een geldig rijbewijs.

Inzage vorderen
Een toezichthouder kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en daar kopieën van maken.

Onderzoeken van zaken
Een toezichthouder mag zaken onderzoeken, aan opneming onderwerpen en daarvan monsters nemen. Indien nodig mag hij verpakkingen openen. Op verzoek krijgt de belanghebbende zo spoedig mogelijk de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming.

Ten behoeve van de bewijskracht van de resultaten zal de toezichthouder bij monsterneming en analyse zorgvuldig moeten handelen. De resultaten kunnen immers aan de basis liggen van een bestuursrechtelijke sanctie. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie de resultaten gebruiken voor een strafrechtelijke vervolging. Ter bevordering van een zorgvuldige monsterneming en analyse heeft het Openbaar Ministerie beleidsregels ontwikkeld (externe linkAanwijzing inzake bemonstering en analyse milieudelicten).

Onderzoeken van vervoermiddelen
De toezichthouder kan vervoermiddelen (schepen, (vracht)auto’s, vliegtuigen, treinen etc.) onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft. Hij is ook bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden. Met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden kan hij van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt.

Positie gecontroleerde
Iedereen is verplicht aan een toezichthouder medewerking te verlenen. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit. Feitelijk gaat het daarbij om artsen, advocaten, notarissen, geestelijken en eventueel andere expliciet bij wet benoemde personen.

Het verlenen van medewerking kan desnoods worden afgedwongen met een handhavingsmiddel, zoals een dwangsom of bestuursdwang. [Handhaving, Bestuursrechtelijke sancties]

Het opzettelijk niet meewerken is strafbaar. Ook het opzettelijk beletten, belemmeren of verijdelen van handelingen die zijn ondernomen door toezichthouders ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, is strafbaar gesteld.

Toepassing bevoegdheden redelijkerwijs nodig
Van de toezichthoudende bevoegdheden van de AWB kan een toezichthouder alleen gebruik maken voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Voordat een toezichthouder over gaat tot uitoefening van een bevoegdheid dient hij zich dus altijd af te vragen of dit wel (redelijkerwijs) nodig is. Het ligt voor de hand dat de toezichthouder eerst vraagt of de betrokkene (het gecontroleerde bedrijf) wil meewerken. Als de betrokkene vervolgens weigert mee te werken zal de toezichthouder zijn bevoegdheden kunnen toepassen, d.w.z. medewerking afdwingen. Dit vloeit voort uit het evenredigheidsprincipe: het uitoefenen van bevoegdheden moet in verhouding staan tot het doel. De toezichthouder moet het doel bereiken op een manier die voor de betrokkene het minst ingrijpend is.

Legitimatie
De gecontroleerde zal moeten kunnen vaststellen dat hij met een toezichthouder van doen heeft en daarmee verplicht is om medewerking te verlenen. De toezichthouder zal dan ook op verzoek zijn legitimatiebewijs moeten tonen. Het legitimatiebewijs dient te zijn uitgegeven door het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is. Bovendien moet het zijn opgemaakt volgens het model dat door de Minister van Justitie is vastgesteld (Regeling model legitimatiebewijs toezichthouders AWB).