Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Handhaving, Toezichtvormen

Toezicht uitvoeren kan op verschillende manieren, zoals fysiek toezicht op de locatie, administratief toezicht en verificatieonderzoek. Wanneer we de gehele keten erbij betrekken, inclusief de aan- en afvoer van grond en alle actoren die in de keten een rol spelen, spreken we van ketentoezicht [Handhaving, Kernbegrippen].

Fysiek toezicht
Bij deze controlevorm is de toezichthouder (fysiek) aanwezig op de saneringslocatie. Door middel van eigen waarnemingen stelt hij de naleving van regels vast. Welke onderdelen hij in welke intensiteit controleert hangt af van de fase waarin de bodemsanering zich bevindt. De externe linkHUM Wbb noemt onder andere de volgende te controleren onderdelen:

  • sanering: duur, betrokkenen, doelstelling, kwaliteit, saneringsplan en beschikking, eisen BUS;
  • ontgraving: momentopname van hoeveelheden ontgraven en afgevoerde grond, alsmede toetsing aan saneringsplan en beschikking of eisen BUS;
  • water: lozingen conform saneringsplan, lozingen met WVO-vergunning, onttrekken van grondwater conform saneringsplan en Grondwaterwet;
  • gronddepot: tijdelijk depot conform Besluit bodemkwaliteit, conform plan of eisen BUS, depotbemonstering.

Administratief toezicht
Veelal controleert de toezichthouder op de saneringslocatie tevens de administratie (integrale controle). Het Praktijkboek Bodemhandhaving (SDU uitgevers, 2007) stelt dat je aan de hand van de volgende saneringsfasen controlepunten kunt benoemen:

  • beginfase;
  • uitvoeringsfase;
  • eindfase;
  • nazorgfase.

Deze fases kun je onderverdelen in deelfases (zie onderdeel B1.3 van de externe linkHUM Wbb). Op ieder controlepunt zijn relevante documenten te onderscheiden, zoals de notulen van de bouwvergadering, het logboek, het bestek van de bodemsanering en de documenten voor aan- en afvoer van grond. Welk document de toezichthouder controleert hangt af van de fase waarin de sanering zich bevindt. Tabel 1 (afkomstig uit het Praktijkboek Bodemhandhaving) bevat een overzicht van de (deel)fases en de te controleren documenten. Hiermee is inzichtelijk gemaakt op welke momenten je welke acties kunt uitvoeren en wanneer je welke documenten kan controleren. De bevindingen van deze controles kan de toezichthouder gedurende de sanering verifiëren en na afronding van de sanering vergelijken met het evaluatieverslag.

[Tabel 1: uit te voeren acties tijdens een controle]

Om de documenten te verkrijgen bij de verschillende actoren, kan de toezichthouder gebruik maken van zijn bevoegdheid om inzage te vorderen in zakelijke gegevens en bescheiden. Welke documenten hij kan vorderen, is uiteraard afhankelijk van de fase waarin de sanering zich bevindt.

Verificatieonderzoek
De toezichthouder kan het saneringsresultaat met eigen metingen, bemonstering en (bodem)onderzoek verifiëren. Verificatieonderzoek voert de toezichthouder alleen uit wanneer dat logisch voortvloeit uit de handhavingstrategie van het bevoegde gezag. Het doel van verificatieonderzoek is om te toetsen of de gegevens die de saneerder heeft aangeleverd kloppen. Om deze toetsing op een goede wijze te kunnen doen moet het onderzoek voldoende betrouwbaar en representatief zijn. Het moet resultaten opleveren die je kunt vergelijken met de resultaten van de saneerder. Dit betekent dat je het verificatieonderzoek zo veel mogelijk op dezelfde wijze moet uitvoeren als het onderzoek van de saneerder. De externe linkHUM Wbb noemt in onderdeel B1.4.4 de volgende uitgangspunten voor het verificatieonderzoek:

  • uitvoering vindt zo veel mogelijk plaats tijdens de uitvoering van de sanering (niet mogelijk als de sanering reeds is afgerond);
  • uitvoering van het veldwerk vindt plaats volgens de geldende uitvoeringsprotocollen voor bodemonderzoek en de begeleiding en uitvoering van bodemsaneringen;
  • uitvoering van het laboratoriumonderzoek vindt plaats volgens de geldende protocollen voor monstervoorbereiding, analyse en gegevensverwerking;
  • voor metingen waarin de bestaande protocollen voor de uitvoering van bodemonderzoek en de begeleiding en uitvoering van bodemsaneringen niet voorzien, gebruik je zoveel mogelijk gangbare en algemeen toegepaste richtlijnen en voorschriften.

Aangezien het Openbaar Ministerie de resultaten van het verificatieonderzoek kan gebruiken voor een strafrechtelijke vervolging, verdient het aanbeveling om bij monsterneming en analyse tevens acht te slaan op de externe linkAanwijzing inzake bemonstering en analyse milieudelicten.

De toezichthouder kan de volgende aspecten mee laten wegen bij de keuze om al dan niet verificatieonderzoek uit te voeren (externe linkHUM Wbb, onderdeel B1.4.2):

  • mobiele verontreinigingen, waarbij sprake is van verspreidingsrisico’s;
  • duidelijke overtredingen en of frauduleus handelen;
  • locaties bestemd voor woondoeleinden of intensief openbaar gebruik;
  • gerezen twijfel over kwaliteit begeleiding sanering;
  • gerezen twijfel over kwaliteit uitvoering (controle)monstername;
  • gerezen twijfel over behalen saneringsdoelstelling;
  • inferieure of oude kwaliteitsdocumenten aanvulgrond;
  • zintuiglijke waarnemingen tijdens saneringsuitvoering;
  • klachten of meldingen van derden.

Naast deze aspecten speelt tevens de timing een belangrijke rol. De toezichthouder zal het meest geschikte moment moeten bepalen waarop hij het onderzoek uitvoert.

Ketentoezicht/ketenhandhaving
Normaal gesproken controleert een toezichthouder de naleving van regels bij een bodemsanering, een werk of binnen een inrichting. Het object van de controle is dan de bodemsanering, het werk of de inrichting. Veelal is zo’n aanpak voldoende effectief. Soms is het echter zinvol om de keten in de controle te betrekken. De toezichthouder analyseert de keten waarbij hij nagaat welke actoren daarin een rol spelen, wat de belangrijkste processtappen zijn en wat de momenten zijn waarop overdracht plaatsvindt van een stof, zoals verontreinigde grond, aan een andere actor.

Ketenhandhaving bestaat volgens het externe linkInformatieblad ketenhandhaving bodemsanering en grondstromen van het LOM uit vijf stappen:

1. prioriteiten stellen op basis van een risicoanalyse;

2. ketenonderzoek naar een geprioriteerde keten, met als einddoel de risicomomenten vast te stellen;

3. opstellen van een interventiestrategie met als doel de risicomomenten te beheersen;

4. opstellen van een uitvoeringsplan met een beschrijving van handhavingsactiviteiten en flankerende maatregelen;

5. uitvoering en monitoring, waarbij de verschillende partners de handhavingsactiviteiten uitvoeren en informatie uit wisselen.

Het Informatieblad bevat het hieronder weergegeven figuur om de keten bij een bodemsanering te schetsen.

[Figuur 1: de keten bij een bodemsanering]

Het Informatieblad noemt de uitvoering van bodemsaneringen en grondwerken, de opslag, het transport en de reiniging van verontreinigde grond als kritische processen en de aannemers, adviesbureaus en laboratoria als de belangrijkste actoren. De meest risicovolle momenten in de keten zijn volgens het Informatieblad de bemonstering en analyse van partijen grond, het gescheiden ontgraven en gescheiden houden van partijen grond, en het toepassen van grond met de juiste kwaliteit. Effectief toezicht richt zich daarom met name op deze risicomomenten.

In de externe linkLOM-Interventiestrategie Ketenhandhaving landbodemsanering, grondverzet en daaraan gerelateerde grondstromen is een strategisch kader opgenomen waarmee je vanuit een probleemgerichte oriëntatie meer grip kunt krijgen op de keten. Dit kan door de zwakke schakels in de keten te onderkennen en daar gepast toezicht tegenover te zetten. Bovendien bevat dit document handvatten voor de tactische en operationele uitvoering.