Nazorg, beleid en wetgeving: bodemsaneringslocaties
De nazorg van bodemsaneringslocaties voor historische verontreinigingen (zowel mobiele als immobiele verontreinigingen) is geregeld middels de Wet Bodembescherming (Wbb) [zie literatuur] krachtens artikel 39d. Uitgangspunt in de Wbb is dat nazorg zoveel mogelijk dient te worden beperkt. Conform de Wbb moet een nazorgplan worden opgesteld en worden ingediend bij het bevoegd gezag Wbb (zie overzicht bevoegde gezagen). Het bevoegde gezag toetst nazorgplannen aan de gestelde eisen, neemt een beschikking op het plan en treedt vervolgens handhavend op.
In de Wet Bodembescherming worden de volgende eisen gesteld aan het nazorgplan:
Artikel 39d lid 1:
- een nazorgplan wordt ingediend indien – artikel 39d lid 1. - na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is met de noodzaak tot maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem. Indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is en alleen beperkingen in het gebruik van de bodem noodzakelijk zijn, wordt de beschrijving van deze beperkingen opgenomen in het evaluatieverslag van de bodemsanering (artikel 39c lid 1 onder f);
- een nazorgplan wordt tegelijk of zo spoedig mogelijk na indienen van een saneringsverslag ingediend;
- In het nazorgplan worden de beperkingen in het gebruik en/of beschermende maatregelen beschreven;
- het nazorgplan bevat tevens een begroting van de kosten van de maatregelen.
Artikel 39d lid 3:
- "het nazorgplan behoeft de instemming van gedeputeerde staten, die slechts met het nazorgplan instemmen indien de daarin opgenomen beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen naar hun oordeel voldoende zijn om er voor te zorgen dat de verontreiniging die na de sanering is achtergebleven niet zal leiden tot een vermindering van de kwaliteit van de bodem zoals beschreven in het verslag op grond van artikel 39c, eerste lid, onder b" (dat wil zeggen "een beschrijving van de kwaliteit van de bodem na het uitvoeren van de sanering, waaronder mede begrepen een beschrijving van de aard en omvang van de verontreiniging indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven");
- "met de uitvoering van het nazorgplan kan worden begonnen nadat gedeputeerde staten met dat plan hebben ingestemd of die instemming van rechtswege is verleend. De instemming is van rechtswege verleend, indien gedeputeerde staten niet binnen de termijn van zes maanden na ontvangst van het nazorgplan een beslissing hebben genomen". "Een instemming van rechtswege wordt aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 28, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing voor wat betreft de instemming met het nazorgplan.";
- "Aan de instemming kunnen voorschriften worden verbonden."
Artikel 39d lid 4:
- "Bij de beschikking tot instemming met het nazorgplan kunnen gedeputeerde staten aangeven welke wijzigingen in het gebruik van de bodem aan hen dienen te worden gemeld. Naar aanleiding van die melding kunnen gedeputeerde staten bepalen dat een aanvullende sanering moet plaatsvinden."
Artikel 39d lid 5.
- "Provinciale staten kunnen nadere regels stellen omtrent de gegevens die in het nazorgplan worden opgenomen."
Artikel 39e lid 1:
- "De eigenaar, erfpachter of gebruiker van het grondgebied waar sprake is van verontreiniging als bedoeld in artikel 39d, neemt de beperkingen in het gebruik van de bodem in acht die zijn beschreven in het nazorgplan, bedoeld in het eerste lid van dat artikel."
Artikel 39e lid 2:
- "Met de uitvoering van de maatregelen die zijn beschreven in het nazorgplan, is belast degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel degene die daartoe is aangewezen in het nazorgplan, waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd. De uitvoering geschiedt overeenkomstig het nazorgplan waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd, en overeenkomstig de voorschriften die aan de instemming zijn verbonden".
Artikel 39f lid 1
- "Gedeputeerde staten kunnen aan de instemming met een saneringsplan, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderscheidenlijk de instemming met een nazorgplan, bedoeld in artikel 39d, derde lid, voorschriften verbinden tot het stellen van financiële zekerheid door degene die de bodem saneert voor het treffen van maatregelen ter uitvoering van het saneringsplan, onderscheidenlijk van maatregelen als bedoeld in artikel 39d, eerste lid. Daarbij wordt in ieder geval aangegeven het bedrag waarvoor de zekerheid ten hoogste in stand wordt gehouden".
Artikel 39f lid 2:
- "Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop financiële zekerheid zal worden gesteld, alsmede omtrent het instandhouden van de financiële zekerheidsstelling".
De bevoegde zagen Wbb stellen regels (artikel 39d lid 5) omtrent de gegevens die in het nazorgplan dienen te worden opgenomen. Het IPO heeft hiervoor een model beschikbaar Model provinciale milieuverordening met onderdelen over nazorg. Naast de inhoud van het nazorgplan wordt ook het tijdstip vastgelegd wanneer een nazorgplan moet worden ingediend. De inhoud en het tijdstip van nazorgplannen is vastgelegd in:
- de provinciale milieuverordening van provincies (zie tabel PMV provincies);
- de bodemverordeningen van gemeenten die als bevoegd gezag Wbb zijn aangewezen (zie onderdeel Samenvatting beleid van de Richtlijn).
Diverse bevoegde gezagen hebben tevens checklisten ontwikkeld waarin de noodzakelijke onderdelen van het nazorgplan zijn opgenomen Per 1 januari 2007 loopt onder de naam MOS (Modulaire Opzet van Saneringen) een project gericht op het uniformeren en standaardiseren van saneringsplannen, evaluatieverslagen en nazorgplannen {BodemPlus-1} van start. Dit heeft een vervolg gekregen in het project BEUK (Bodemsanering Efficiënt door Uniformering in de Keten). BEUK heeft zich gericht op de verbeteringen via uniformering van saneringsplannen, evaluatieverslagen en nazorgplannen, echter niet in de vorm van modelteksten of andere gedetailleerde invullingen. In een ‘toetslijst’ waarin de overheidseisen samenvattend zijn beschreven worden ook de eisen van de overheid waar mogelijk geüniformeerd ten aanzien van het sanerings- en nazorgplan. Deze toetslijsten hebben een plek gekregen in de Handhavingsuitvoeringsmethode (HUM) Wbb.
Voor saneringen die vallen onder het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) zijn algemene nazorgbepalingen opgenomen in het BUS. Er behoeft dus geen nazorgplan te worden opgesteld maar er kan worden volstaan met een beschrijving in het saneringsverslag van de sanering van:
- de gerealiseerde aspecten van de sanering en het saneringsresultaat. Specifiek voor een saneringsaanpak met een isolalatielaag wordt de verontreinigingssituatie , zoals deze na de sanering onder de isolatielaag aanwezig is, beschreven;
- de in het kader van de milieuhygienische begeleiding verzamelde gegevens.
De eigenaar, erfpachter of gebruiker van de saneringslocatie waar het aanbrengen van een isolatielaag heeft plaatsgevonden:
- treft de noodzakelijke maatregelen gericht op het in stand houden en onderhouden alsmede waarnodig het herstellen, verbeteren of vervangen van de isolatielaag;
- neemt de noodzakelijke beperkingen in het gebruik van de bodem of het watersysteem in acht.