Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Nazorg, financieel: bodemsaneringslocaties

De nazorgplichtigen in situaties met immobiele verontreinigingen (functiegerichte saneringen) hebben de plicht tot het opstellen van het nazorgplan en daarbij de plicht om een kostenraming te overhandigen aan bevoegd gezag. Door de aard van de nazorgmaatregelen (registratie, gebruiksbeperkingen voor de leeflaag of gebruik van grondwater; zie ook Nazorg, technisch-inhoudelijk: bodemsaneringslocaties) is geen sprake van financiële risico’s en heeft een nazorgplichtige ook niet te maken met de plicht tot het verstrekken van financiële waarborgen.

Voor saneringen die vallen onder het Besluit Uniforme Saneringen bestaat geen plicht tot het opstellen van een kostenraming en behoeft niet te worden aangegeven welke financiële waarborgen zijn geregeld.

De nazorgplichtigen in geval van mobiele verontreinigingen (functiegerichte, kosteneffectieve saneringen) hebben op grond van artikel 39 lid d Wet Bodembescherming (Wbb) de plicht tot het opstellen van het nazorgplan waarin een begroting van de kosten is opgenomen. Tevens is in sommige gevallen sprake van het stellen van financiële zekerheid. Saneringsplichtigen (melders/ initiatiefnemers van bodemsanering) hebben namelijk conform artikel 39 Wbb de plicht tot het opstellen van het saneringsplan en daarbij de plicht om een kostenraming en de wijze van financiële zekerheidsstelling daarin op te nemen. De regels wat betreft de financiële zekerheid zijn, op basis van artikel 39 lid f (Wbb), vastgelegd in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering. Financiële zekerheid kan worden gesteld indien de saneringskosten van het te saneren geval, dan wel de kosten van nazorg na de sanering, voor meer dan 50% na een periode van tenminste vijf jaar zullen worden gerealiseerd.

Voor het bevoegd gezag is, naast een goed inzicht in de kosten, van belang dat de kosten in bovengenoemde gevallen financieel gewaarborgd zijn. Wanneer de nazorg financiële risico's kent en daarnaast geen financiële waarborgen worden gegeven, kan het bevoegd gezag verlangen dat de nazorgplichtige een variant kiest die financieel gezien minder risicovol is, of alsnog eerst financiële zekerheid stelt. Het bevoegd gezag verwacht dat in het geval de nazorgverplichtingen die niet (meer) betaald kunnen worden door de initiatiefnemer, dit ten laste zou kunnen komen van het bevoegd gezag.

Financiële waarborgen kunnen worden verlangd indien de kosten voor sanering of nazorg voor meer dan 50% na een periode van 5 jaar worden gerealiseerd, hetgeen met name voorkomt in de volgende situaties:

  • langlopende trajecten waar de financiële inspanning van de nazorg pas na verloop van lange tijd duidelijk is;
  • nazorg van saneringen waarbij een onzeker eindresultaat is behaald en een terugvalscenario kan plaatsvinden waardoor nazorgkosten kunnen toenemen;
  • saneringen met nazorgverplichtingen die verdergaan dan de 'normale' gebruiksbeperkingen;
  • nazorg waarbij aan de draagkracht van de nazorgplichtige wordt getwijfeld.

Een groot deel van de bodemsaneringslocaties van met name historische gevallen en van voormalige stortplaatsen zijn in beheer van de provincies en de rechtstreekse gemeenten. Vanuit de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 {VROM-2} is de financiering voor de nazorg die in meerjarenprogramma´s van bevoegde gezagen {provincie Overijssel-1, gemeente Amsterdam-2} opgenomen.

Ten aanzien van de afkoop van de nazorg bestaan er private en publieke partijen in de vorm van nazorgorganisaties die bereid zijn tot het volledig afkopen van de nazorg. Voor de afkoop van nazorgverplichtingen is de Richtlijn afkoopproces nazorgverplichtingen opgesteld. Deze richtlijn is bedoeld om het kwaliteitssysteem, dat een nazorgorganisatie hanteert om te komen tot een afkoopovereenkomst, te kunnen beoordelen. Op basis van een éénmalige afkoopsom neemt de nazorgorganisatie de nazorgverplichtingen over van de opdrachtgever. Middels een te doorlopen kwalitatieve, kwantitatieve en acceptatiefase wordt een afkoopovereenkomst opgesteld. Na overdracht van de afkoopsom wordt de beschikking uit hoofde van de Wet bodembescherming op naam van de nazorgorganisatie gesteld.

Voor bevoegde gezagen die nazorg willen laten afkopen door deels publieke partijen worden complicaties voorzien (Oplossingsrichtingen nazorg bodemsanering. Hoe om te gaan met nazorg bij bodemsaneringsprojecten). Dit betreft:

  • mogelijke conflict met de tendens van het openbaar bestuur om overheidsorganisaties op te richten op zuiver publieke dienstverlening;
  • concurrentieongelijkheid ten opzichte van volledig private partijen.

De overdacht van nazorgplichtigen aan nazorgorganisaties komt in de praktijk nog niet frequent voor. De volgende factoren worden hiervoor aangemerkt (zie project Kwaliteitsaspecten nazorg bij bodemsaneringen):

  • de nazorgplichtigen vinden dat er aan de nazorgproblematiek nog veel onbekendheden en onzekerheden kleven. Het overdragen/afkopen van een nazorgverplichting inclusief de risico’s zou daardoor mogelijk te duur uitvallen. Bovendien is onvoldoende zeker dat een eenmaal afgekochte nazorgverplichting niet toch weer bij hen terugkomt ingeval de nazorgorganisatie onverhoopt verzaakt.
  • de nazorgplichtigen ervaren de nazorgproblematiek niet als urgent. Mede als gevolg van regelmatige beleidswijzigingen bestaat het gevoel, dat het de moeite waard kan zijn om nog even te wachten met het treffen van (definitieve) maatregelen.
  • veranderende maatschappelijke prioriteiten leiden tot krimpende budgetten voor bodemsanering. Overheden en andere actoren zoeken naar wegen om de strikt noodzakelijke maatregelen te kunnen blijven uitvoeren. Dit kan door prioriteren, waarbij het accent (politiek-bestuurlijk) al snel op maatschappelijk acute problemen zal worden gelegd en maatschappelijk minder relevante locaties geen of minder aandacht krijgen.
  • veranderende maatschappelijke prioriteiten, het zich wijzigende bodembeleid en de krimpende budgetten leiden bij diverse overheden en met name bij gemeenten tot het zoeken naar nieuwe oplossingsrichtingen. Bijvoorbeeld het gebiedsgericht in plaats van gevalsgericht benaderen van het beheer en de nazorg van pluimen, waardoor een aanzienlijke reductie van nazorgkosten en -risico’s mogelijk lijkt. De verwachte potenties van gebiedsgericht werken vormen thans een rem op het gevalsgericht aanpakken van nazorgsituaties.

Vanuit uitvoeringsorganisaties zijn de ervaringen dat nazorgplichtigen (met name projectontwikkelaars) kiezen voor varianten van nazorg waarbij de financiële risico´s klein zijn. Dit resulteert vaak in een meer intensieve sanering voorafgaand aan de periode van nazorg {bron: A&G, Bodemzorg/afvalzorg}.

De kosten voor nazorg spelen een belangrijke factor in het geheel van de bodemsaneringskosten. Het aantal locaties dat passieve nazorg vereist wordt landelijk indicatief geraamd op 300.000 à 350.000. De kosten hiervan bedragen indicatief € 700 miljoen (zie Kwaliteitsaspecten nazorg bij bodemsaneringen.