Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Selectie potentieel toepasbare technieken landbodem

Selectie potentieel toepasbare technieken vanuit saneringsperspectief en vervolgens samenstelling saneringsvarianten

Varianten kunnen ook worden samengesteld door potentieel toepasbare technieken te selecteren en deze technieken te combineren tot toepasbare varianten. Deze benadering kan aanvullend werken op het spoor van beeldherkenning om een bevestiging te krijgen van deze meer praktische benadering. In dit deel wordt de selectiemethodiek om te komen tot potentieel toepasbare technieken kort beschreven.

Het totale ontwerpproces volgens de meer theoretische benadering bestaat uit de volgende stappen:

  • Selectie potentieel toepasbare technieken (met een beoordeling van het geval vanuit saneringsperspectief en vervolgens de selectie van technieken op basis van deze beoordeling).
  • Het opstellen van een programma van eisen.
  • Het samenstellen van toepasbare varianten (door het combineren van geselecteerde technieken aan de hand van het programma van eisen).
  • Uitwerken geselecteerde toepasbare varianten, afweging en keuze.
  • Nadere uitwerking voorkeursvariant in een saneringsplan.

De potentieel toepasbare technieken kunnen worden onderverdeeld in :

1. Ontgravingstechnieken

2. In situ technieken

3. Isolatietechnieken

Selectiemethodiek

De selectiemethodiek beschrijft het proces dat kan worden doorlopen om voor een saneringslocatie te komen tot een selectie van technisch potentieel toepasbare saneringstechnieken. Het proces is voor landbodems weergegeven in [Selectie potentieel toepasbare technieken].

Om te komen tot een selectie van potentieel toepasbare technieken worden de locatiespecifieke sporen (ontgraven, in situ behandeling en isolatie voor landbodem en baggertechnieken voor waterbodem) altijd doorlopen. Voor de verwerkingstechnieken (niet-locatiespecifiek) geldt dit niet. De noodzaak/wenselijkheid van deze technieken volgt immers uit de selectie van in situ, ontgravings-, isolatie- en baggertechnieken. Verwerking van grond is alleen aan de orde als ontgravingstechnieken potentieel toepasbaar blijken.

Beschouwing van de verwerkingsmogelijkheden van grondwater is alleen interessant als grondwateronttrekkingstechnieken worden geselecteerd. Kortom, de selectie wordt gefaseerd uitgevoerd:

  • 1e niveau; selectie potentieel toepasbare saneringstechnieken (locatiespecifiek);
  • 2e niveau; selectie potentieel toepasbare verwerkingstechnieken (niet- locatiespecifiek).

Voor de bepaling van de geschiktheid van de ontgravings- en isolatietechnieken gaat de selectiemethodiek in eerste instantie uit van een beschouwing van de verontreinigingssituatie als een geheel. Dit geldt voor zowel de wijze van beoordelen vanuit saneringsperspectief, als voor de te doorlopen selectieschema’s. De geschiktheid van in situ saneringstechnieken wordt per bodemzone beschouwd. Een bodemzone is een deel van de locatie met specifieke verontreinigingseigenschappen, dan wel een nader in de bodem af te bakenen zone (verzadigd, onverzadigd, watervoerend pakket).

Omdat het in de huidige saneringspraktijk gemeengoed is om ook combinaties van in te zetten technieken serieus te bekijken, biedt de selectiemethodiek de mogelijkheid om ook ontgravings- en isolatietechnieken per zone op geschiktheid te toetsen. Deze benadering schept ruimte voor varianten waarbij bijvoorbeeld slechts een deel van de verontreiniging (bijvoorbeeld de bron) wordt ontgraven, terwijl voor de resterende verontreinigingen in situ saneringstechnieken worden toegepast (combinatievarianten).