Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Selectie saneringsvariant landbodem met beslisondersteunend systeem

Keuze saneringstechnieken landbodems - met beslisondersteunend systeem selectie saneringsvariant 1

De stappen die in een specifieke verontreinigingssituatie doorlopen kunnen worden om te komen tot een afgewogen voorkeursvariant zijn in onderstaande figuur schematisch weergegeven. Uitgangspunt is een concreet verontreinigingsgeval waarvan de bodemopbouw en de verontreinigingssituatie bekend zijn en waarvoor een globaal programma van eisen is opgesteld. In dit globale programma van eisen kunnen voorwaarden zijn opgenomen die zijn ingegeven vanuit het gebruikers, c.q. het maatschappelijk belang, het bodembeleidbelang en het algemene milieubelang. Op basis van deze gegevens kan stap 1 worden uitgevoerd.

Stap 1 leidt tot de preselectie van een aantal varianten die de moeite waard zijn om nader uit te werken. In de doorverwijzing wordt een ontwerpmethode gebaseerd op beeldherkenning gepresenteerd waarmee de preselectie van saneringsvarianten gefaciliteerd wordt. Daarnaast in de doorverwijzing van stap 2 een beschrijving gegeven van afwegingsmethoden en modellen die gebruikt kunnen worden bij de keuze tussen geselecteerde en verder uitgewerkte varianten .

Stappen bij de selectie van varianten

De ontwerpmethode voor de preselectie van saneringsvarianten is gebaseerd op beeldherkenning. Deze sluit aan bij de werkwijze zoals deze in de praktijk veelvuldig wordt gevolgd door de adviseurs en door het bevoegd gezag.

De ervaring leert dat vanaf het eerste moment een beeld wordt gemaakt van veronderstelde logische varianten voor een saneringslocatie. Dit blijkt ook uit onderzoek naar het ontwerpproces van bodemsanering in het kader van het NOBIS-project RMK. Roep: ‘Een benzinestationnetje op de Veluwe’ en iedereen die met de aanpak van bodemsanering te maken heeft, heeft een beeld van drie logische varianten.

De preselectie van logisch veronderstelde varianten op basis van beeldherkenning vindt (meestal impliciet) plaats op basis van:

  • een conceptueel model van de bodemopbouw en de verontreinigingssituatie op de locatie;
  • een programma van eisen waarin o.a. strategische saneringsdoelstellingen en allerlei locatiespecifieke kenmerken een rol spelen;
  • kennis, ervaring en gewoonte van de ‘expert’.

Zoals het benzinestationnetje illustreert vindt dit proces vaak al plaats ook als er nog nauwelijks concrete informatie bekend is. Hier kan een analogie worden gemaakt met het kiezen van een auto. Je wilt een ‘middenklasser’ en vergelijkt daartoe een aantal auto’s die in die klasse passen. Pas dan ga je naar onderdelen en details kijken om te beslissen welke auto je neemt. Een vanzelfsprekendheid is, dat de auto’s allemaal voldoen aan wettelijk vastgestelde ‘normen’.

In het ontwerpproces gaat men vervolgens de logisch veronderstelde varianten (meer in detail) vergelijken en confronteren met de werkelijke situatie. Met andere woorden: zoek de verschillen en knelpunten die verder gedetailleerd moeten worden (beeldvergelijking). In eerste instantie zijn dat meestal kenmerken die de haalbaarheid van de variant bepalen (toepasbaarheid technieken, te behalen resultaten van de aanpak (binnen een bepaalde tijd), kosten, aspecten van ontwerp en dimensionering). In tweede instantie zijn dat de criteria die in de uiteindelijke afweging een belangrijke rol spelen, waaronder bijvoorbeeld de tijd die beschikbaar is voor de sanering, de beheerszorg in die periode en het milieurendement.

Het bevoegd gezag (de beschikkingverlener), de initiatiefnemer en de adviseur/ontwerper hebben in het ontwerpproces vanuit hun positie een verschillende rol.

Het bevoegd gezag (de beschikkingverlener)

Voor het bevoegd gezag zijn de varianten uit de preselectie het vergelijkingsmateriaal waarmee de haalbaarheid en wenselijkheid van de voorgestelde voorkeursvariant(en) vergeleken kan worden (beeldherkenning en vergelijking). Bij de beoordeling wordt de voorgestelde variant vergeleken met de veronderstelde logische varianten en beleidsmatige uitgangspunten. In geval van verschillen zullen daarvoor logische verklaringen en goede motivaties gegeven moeten worden (maatwerk).

De initiatiefnemer (de probleemhebber)

De initiatiefnemer neemt het initiatief om de sanering uit te voeren. Voor de uitvoering stelt de initiatiefnemer een globaal programma van eisen op waaraan de sanering moet voldoen. Hiervan zullen onder andere de strategische saneringsdoelstellingen deel uitmaken, alsmede de beschikbare tijd, de aanwezigheid van bebouwing et cetera. Ook kan al worden ingezoomd op een van de drie routes waarlangs de aanpak kan verlopen. Dit programma van eisen wordt vervolgens door de ontwerper gebruikt voor de preselectie van de varianten. Indien nodig kan op basis van deze preselectie van varianten in overleg tussen de probleembezitter, de ontwerper en eventueel het bevoegd gezag het programma van eisen worden bijgesteld, c.q. aangevuld.

De ontwerper (het adviesbureau)

Een ontwerper kan de varianten, resulterend uit de preselectie gebruiken als startpunt voor het uitwerken en afwegen van de meest doelmatige variant voor de te saneren locatie. Dit doet hij op basis van een conceptueel model van de bodemopbouw en de verontreinigingssituatie en het programma van eisen (beeldherkenning en vergelijking).

Lees verder in: Keuze saneringstechnieken landbodems - met beslisondersteunend systeem selectie saneringsvariant 2