Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Zeven en ontwateren van baggerspecie, Uitgangspunten voor het ontwerp

Zeven
Zeven heeft bij gebruik voor baggerspecie voornamelijk tot doel grove delen als puin af te scheiden ter bescherming van pompen en andere apparatuur. Vaak worden ook aan de grove delen gehechte verontreinigingen op die wijze verwijderd. Het zeven gebeurt door de baggerspecie door een rooster met maaswijdte van circa 100 bij 100 mm of wijder (tot 300 mm) in middel van vervoer te brengen. De exacte wijze van zeven en de plaats van het rooster is afhankelijk van de baggermethode en de mate waarin een baggerspecie grove delen bevat. Dit laatste is moeilijk te voorspellen, maar zal tijdens de uitvoering duidelijk worden. Door deze stap worden de meeste grove delen verwijderd, met uitzondering van dunne, langwerpige voorwerpen als laselectroden, kabels en spaken. Als de baggerspecie een hoge dichtheid heeft kan het noodzakelijk zijn om de specie met water te verdunnen teneinde het zeefproces te kunnen uitvoeren. Het verdunnen van baggerspecie kan ongewenst zijn voor de verdere verwerking door toename van het volume en het watergehalte. Baggerspecie kan in principe worden gezeefd zonder toevoeging van water door zeven te combineren met mechanische behandeling in plaats van verdunning.

Verder zeven vindt plaats afhankelijk van de eisen van de toe te passen verwerkingsmethode. De zeving gebeurt stapsgewijs van grof naar fijn. Bij de invoer van natte scheidingsinstallaties wordt het zeven stapsgewijs doorgezet tot een maaswijdte van 1 tot 6 mm. Bij deze maaswijdten is altijd extra water benodigd om een goede zeving te verkrijgen.

In scheidingsinstallaties worden tevens zeven toegepast met bijzondere functies:

  • ontwateringszeven voor ontwateren van de afgescheiden zandfractie(s);
  • zeefbochten voor het afscheiden van humus en vezelige bestanddelen uit zandfracties.

Ontwateren
Ontwateren van baggerspecie kan zowel als voorbehandeling, hoofdbehandeling of eindbehandeling worden toegepast. Het doel van ontwateren is het geschikt maken voor nuttige toepassing danwel voor verdere verwerking of berging. Door het ontwateren wordt een zo hoog mogelijk droge stofgehalte en volumereductie bereikt. Volumereductie speelt vooral een rol bij ontwateren als hoofd- of eindbehandeling. Door volumereductie kunnen dan transport- en afzetkosten worden bespaard. Bij ontwateren als voorbehandeling geldt dat water een storende en kostenverhogende invloed heeft op de hoofdbehandeling, bijvoorbeeld een thermische behandeling of extractie met een organisch oplosmiddel.

Natuurlijke ontwatering zal meestal op onbehandelde baggerspecie worden toegepast. Deze methode vereist voor baggerspecie met weinig zand relatief grote locaties vanwege de fijne korrelgrootte en het betrekkelijk hoge organische stofgehalte. Indien deze ruimte niet beschikbaar is, zal mechanische ontwatering de voorkeur genieten. Mechanische ontwatering vereist bepaalde voorbehandelingen, welke deels apparaatspecifiek zijn. De belangrijkste eisen hebben betrekking op de afwezigheid van grove delen, het zandgehalte en het droge stofgehalte van de invoer.