Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Natuurlijke verwerkingstechnieken voor baggerspecie, Deelaspecten milieugebruik van landfarming en bioreactoren

Het milieugebruik van de toepassing van landfarming en bioreactoren wordt bepaald door de volgende aspecten:

  • energievebruik;
  • waterverbruik;
  • grondstoffenverbruik;
  • afvalproductie en emissies;
  • hinder;
  • ruimtebeslag.

Hieronder wordt het milieugebruik toegelicht voor de eerste vier aspecten. Het aspect ruimtebeslag is elders toegelicht. Zoek op landfarmen, bioreactor en milieubelasting (=zoekadvies).

Energieverbruik
Het energieverbruik bij bioreactoren is hoger dan bij landfarming, voornamelijk veroorzaakt door de beluchting en verwarming en met name door de noodzaak tot ontwatering van de gereinigde specie. Bij landfarming is met name de frequentie van bewerkingen (ploegen) van invloed. Voor bioreactoren is het beluchtingssysteem, het roermechanisme en met name de ontwatering van de gereinigde fractie bepalend.

Afvalproductie en emissies
Bij biologische technieken wordt nauwelijks afval geproduceerd. Emissies naar de bodem van de af te breken componenten (minerale olie, PAK) treden bij landfarming, zelfs bij sterk verontreinigde specie niet op [8]. Emissies naar water zullen daarom ook niet voorkomen. Hetzelfde geldt voor emissies naar de lucht. Ook onder beluchting en verwarming is nauwelijks verdamping van verontreinigingen aangetroffen [8]. Bij bioreactoren zijn in de meeste gevallen voorzorgsmaatregelen via de vergunningen getroffen, zodat eventuele emissies teruggebracht worden naar een aanvaardbaar niveau. Proceswater dat gebruikt wordt bij scheiding en reiniging, wordt veelal gecirculeerd en tevens behandeld, alvorens het geloosd wordt. Emissies van macro-elementen en van relatief mobiele micro-elementen treden natuurlijk kwel op, vooral als de behandelde specie slecht gebufferd is.

Grondstof- en waterverbruik
Bij landfarming bestaat het grondstofverbruik uit (eventueel) folie voor onderafdichting en kalk en meststoffen voor stimulering van de afbraak. In totaal gaat het om circa 1 kg grondstoffen per ton droge stof.

Bij bioreactoren wordt ongeveer 2,5 kg grondstof per ton droge stof verbruikt. Naast meststoffen wordt hier ook zuur en loog voor de pH- buffering en eventueel elektrolyt voor ontwatering gebruikt.
Wanneer de fijne fractie na zandafscheiding wordt gereinigd, is geen water benodigd. Voor ongescheiden specie is circa 0,5 m3 water benodigd om de specie van 45% droge stof naar een slurry van circa 30% droge stof te brengen.

Hinder (stank, geluid, veiligheid)
Bij landfarming kan eventueel hinder in de vorm van stank optreden, bijvoorbeeld indien de specie, zwavelverbindingen of zware oliën bevat. De stank zal echter in de meeste gevallen alleen optreden bij de aanleg van de velden.
Het geluid zal bij landfarming beperkt zijn tot de aanleg van de velden en de momenten van bewerking.
De risico’s voor mens en ecosysteem zullen over het algemeen gering zijn en kunnen nog worden verlaagd door het aanbrengen van afrasteringen ter voorkoming van betreding door dieren en mensen.

Bij bioreactoren kan – door de meer intensere procesvoering – meer stank en geluid ontstaan.