Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Bestemmen van baggerspecie en producten, Verspreiden van onderhoudsbaggerspecie op land

Zie [Behandelen en bestemmen van baggerspecie, Wettelijk kader voor bestemmingen van baggerspecie].

Verspreiden
Artikel 35, lid f van het Besluit bodemkwaliteit maakt het “verspreiden van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen” mogelijk. Daarmee is het verspreiden een nuttige toepassing als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Van belang is de toevoeging “met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang grenzende percelen”. Dit houdt in dat de relevantie van het opbrengen van de baggerspecie wordt gevormd door: “het in stand houden van de voor het bodemgebruik benodigde hoogteligging en verbetering van de bodemvruchtbaarheid”.
Het implementatieteam Besluit bodemkwaliteit (Bbk), onder leiding van Bodem+, heeft in juni 2008 een handvat opgesteld rond de reikwijdte van het verspreiden van baggerspecie.

Aangrenzende percelen
In paragraaf 4.8.1 van de toelichting bij het Besluit bodemkwaliteit is meer duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van ‘het aangrenzend perceel’:

  • De 20-metergrens die onder de Vierde Nota Waterhuishouding gold is vervallen; nu geldt een ruimere begrenzing, op voorwaarde dat de kwaliteit per saldo niet verslechtert en zelfs kan verbeteren;
  • Verder is voor de begrenzing aansluiting gezocht bij de Waterstaatswet uit 1900 (artikel 11 leden 1 tot en met 3);
  • Daarnaast is in de toelichting van het Besluit gesteld dat de huidige praktijk zoveel mogelijk wordt gecontinueerd. Met de huidige praktijk wordt de reikwijdte bedoelt, zoals bedoeld in de circulaire onderhoudsspecie uit 2005.

In de Circulaire onderhoudsspecie uit 2005 staat: “In de praktijk wordt de bepaling ‘direct aan het oppervlaktewater grenzende percelen’ soms heel strikt gehanteerd, waardoor baggerspecie bijvoorbeeld wordt afgevoerd naar een opslag- of stortlocatie wanneer over een beperkte lengte langs de watergang geen ruimte is om de baggerspecie op de kant te zetten, omdat daar bebouwing met aanpalende erven aanwezig is. Een dergelijke strikte interpretatie van het begrip ‘direct aan de watergang grenzend perceel’ is onnodig en ongewenst. Het begrip ‘direct aan het oppervlaktewater grenzend perceel’ biedt een zekere ruimte om dit soort situaties praktisch te benaderen. Vaak is er voor de betreffende baggerspecie op een ander perceel dat grenst aan dezelfde watergang wél ruimte. Het begrip ‘direct aan het oppervlaktewater grenzend perceel’ laat afzet van baggerspecie op zo’n perceel toe. Bepalend is dat het perceel aan dezelfde watergang is gelegen”.

Het is dus maatwerk om te bepalen wanneer sprake is van ‘aangrenzend perceel’, maar het is, volgens de bedoelingen van de wetgever, niet zondermeer beperkt tot het eerst of eerst volgende perceel met dezelfde eenheid of gebruiksfunctie.

In het Besluit bodemkwaliteit is zichtbaar niet aangesloten bij de reikwijdte van een ‘kadastraal perceel’, met als reden dat dit onnodige beperkingen oproept. Via bovenstaande beschrijvingen is invulling gegeven aan een pragmatische insteek die meer past bij de praktijk van baggeren. Bepalend daarbij is dus de mate waarin er een eenheid is in de watergangen, het watersysteem en de daarbij behorende omgevingskenmerken.

Weilanddepots
Het Besluit bodemkwaliteit biedt de mogelijkheid om een weilanddepot in te richten, zonder een vergunningverplichting op grond van de Wet milieubeheer en / of de Waterwet. Een weilanddepot is een vorm van tijdelijke opslag van baggerspecie op een perceel, aangrenzend aan de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is (gelijke beoordeling als verspreiding) en heeft niet de juridische status van een ‘depot’ (inrichting). Deze vorm van tijdelijke opslag mag plaatsvinden overeenkomstig gelijke milieuhygiënische voorwaarden als bij het verspreiden van baggerspecie:

  • De opslag mag maximaal drie jaar duren;
  • De opslag met de duur en eindbestemming wordt vijf werkdagen van te voren gemeld;
  • De opgeslagen baggerspecie moet vanuit het weilanddepot in een nuttige toepassing (artikel 35a tot en met e) of verspreiding (artikel 35f) worden aangebracht, waarbij verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater (artikel 35g) is uitgezonderd als nuttige toepassing. Deze ‘definitieve’ bestemming moet binnen een half jaar na aanvang van de tijdelijke opslag worden gemeld.

Dit betekent ook dat na aanleg van een weilanddepot de tijdelijke opslag binnen 3 jaar een definitieve bestemming dient te krijgen. Deze definitieve bestemming (na eventueel ontgraven en afvoeren van de tijdelijke opslag) kunnen zijn:

  • Toepassingen op de landbodem al dan niet in de vorm van een grootschalige toepassing (bijvoorbeeld ophoging van terreinen, in (weg)constructies of als afdeklaag);
  • Toepassingen in oppervlaktewater al dan niet in de vorm van een grootschalige toepassing (bijvoorbeeld herinrichting van diepe plassen, slootdempingen of kadetaluds).

In tegenstelling tot de reguliere tijdelijke opslag (artikel 35h) wordt bij een weilanddepot ook de mogelijkheid geboden om de gerijpte baggerspecie als verspreiding (artikel 35f) toe te passen. Dit houdt in dat de baggerspecie na rijping (van maximaal 3 jaar) mag achterblijven op het perceel waar deze tijdelijk was opgeslagen. De verspreiding is milieuhygiënisch gezien immers gestoeld op dezelfde criteria:

  • Normstelling: maximale waarden voor verspreiden (artikel 4.11.1 Rbk; waaronder ms-PAF toetsing);
  • Locatieafbakening: op de aan de watergang grenzende percelen;
  • Nuttigheids- en functionaliteitsvereiste.

Het aanleggen van een weilanddepot is volgens de principes en bedoelingen van de wetgever eenmalig van aard. Na afronding van de tijdelijke opslag dient de tijdelijke opslag definitief te worden toegepast. Het gebruik van een weilanddepot in de tijd is 3 jaar.

Daarbij dient te worden opgemerkt dat binnen de gestelde kaders:

  • De duur van de aanleg van een weilanddepot niet door het Besluit bodemkwaliteit beperkt wordt. De duur van het vullen van een weilanddepot zou theoretisch 3 jaar mogen bedragen, mits de baggerspecie in het weilanddepot na die drie jaar maar wordt toegepast;
  • Daarnaast is, wanneer de baggerspecie als zijnde een verspreiding nuttig wordt toegepast, na de ‘weilanddepot-periode’ een nieuwe landbodem ontstaan. Op deze landbodem kan theoretisch een nieuw weilanddepot worden aangelegd. Hiervoor gelden dan dezelfde (start)criteria (onder meer nuttigheid, functionaliteit et cetera).

Het ruimtelijke kader
Het bestemmingsplan kan bepaalde werkzaamheden verbieden, toestaan, of toestaan nadat een vergunning is verkregen. Dit kan voorkomen bij onder andere:

  • Het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • Bodemverlaging of afgraven van gronden (waarvoor geen ontgrondingenvergunning nodig is);
  • Het uitvoeren van grondbewerkingen, dieper dan een bepaalde voorgeschreven diepte.

Als dit het geval is, zal dit in het bestemmingsplan zelf zijn opgenomen. Het bestemmingsplan dient in principe dus voorafgaande aan het aanleggen van een weilanddepot te worden gecontroleerd. Hiertoe dient eerst op de plankaart de locatie te worden geprojecteerd en vervolgens in de planregels te worden nagegaan wat op de betreffende locatie is toegestaan of uitgesloten. Ook een eventuele vergunningplicht in het kader van de Wabo, (activiteit aanleg of werken uitvoeren, met uitzondering van de milieutoets) is in de planregels opgenomen.

Verspreiden van baggerspecie of aanleg van een weilanddepot behoort tot een nuttige toepassing en is in die zin geen inrichting in de zin van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het aanleggen van een weilanddepot is een tijdelijke opslag voorafgaande aan het functioneel en nuttig toepassen van het materiaal.

De toepassing is in verreweg de meeste gevallen het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen. Middels een weilanddepot wordt ervoor gekozen om de tijdelijke overlast van natte baggerspecie op aangrenzende percelen zoveel mogelijk te beperken door de baggerspecie te concentreren. Na de periode van opslag is de hoeveelheid zodanig gereduceerd dat deze kan fungeren als een functionele toepassing met het oog op de verbetering van de hoogteligging, afwatering en / of vruchtbaarheid van het perceel. Dit is een eeuwenoud principe dat hoort bij het functioneel bodem- en waterbeheer van gebieden. Dat maakt dat het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen in buitengebieden als functionele toepassing moet worden beschouwd. Vergelijk in dit kader ook hetgeen wordt toegelicht in paragraaf 4.8 van de Nota van toelichting op het Bbk alsook de toelichting bij artikel 35f.

Uit de uitvoeringspraktijk en jurisprudentie van het ruimtelijke beleid volgt dat het verspreiden van baggerspecie in beginsel behoort bij de functies die het buitengebied (agrarisch en andere) veelal kent. Het aanleggen van een weilanddepot en / of het verspreiden van baggerspecie kan dan ook niet worden gezien als het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen. Verwezen wordt naar de uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in de zaak tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer van 6 februari 2013 (ABRvS 201200590/1/A4). Het verspreiden van baggerspecie houdt doorgaans (voor de langere termijn) verband met het op de bestemming gerichte gebruik en beheer van de gronden.

Het voorgaande laat onverlet dat een weilanddepot kan worden ervaren of gezien als een tijdelijke functiewijziging, aangezien de functie of activiteiten waarvoor het perceel was bestemd mogelijk tijdelijk niet kan worden vormgegeven. Echter gelet op de nut en noodzaak van het vasthouden van organische stoffen, is de aanleg primair bedoeld voor de instandhouding van de op dat moment toegekende functies.